vrijdag 30 december 2011

Openbaar

Ik probeerde me tevergeefs te herinneren wanneer ik voor het eerst van 'het internet' hoorde. Ergens in '98 creëerde ik mijn eigen email adres, bij een Nederlandse host die al heel lang niet meer bestaat. Zoals bij de meeste dingen huppel ik altijd achter de feiten aan. Zo werd ik lid van Hyves toen het al lang niet meer populair was, gebruik ik nog steeds hotmail, had ik vijftig Facebook uitnodigingen nodig om uiteindelijk overstag te gaan, en is online stukjes posten natuurlijk al lang weer achterhaald. Ik toon een deel van mijn leven online, de ene keer wat meer dan de andere, maar heb daarbij mijn grenzen bepaald. Soms zou ik willen dat ik voorop liep, en al lang van te voren zou weten wat de nieuwe hype gaat worden, zodat ik daar handig op in kan springen en er zelfs wat geld mee zou kunnen verdienen.

Zoals bijvoorbeeld Josh Harris, "the greatst internet pioneer you've never heard of", de "Warhol of the Web". Harris startte het eerste internet televisienetwerk, Pseudo.com, waarmee hij een wereld probeerde te creëren die toen totaal onbekend en nieuw was, maar die nu gewoon de dagelijkse realiteit is. Vervolgens bedacht hij het project Quiet, waarbij honderd mensen dertig dagen lang met elkaar opgesloten werden, zonder enige privacy. Waar bij Big Brother (dat op hetzelfde moment in Nederland startte) nog enige privacy in douche en toilet was, werd hier iedereen constant gefilmd, en kon men voortdurend elkaar bekijken. Volgens Harris was dit wederom een voorspelling van hoe ons leven er in de toekomst uit zou zien. Nadat Harris anderen als proefkonijnen voor zijn fascinaties had gebruikt, volgde het project We live in public, waarbij hij en zijn toenmalige vriendin onder 24 uur camera bewaking stonden, waarbij de kijkers met hen konden chatten en konden reageren op hun doen en laten. Uiteindelijk werden de opmerkingen van kijkers belangrijker dan hun leven en relatie zelf, en lieten zij zich door hun anonieme aanhangers uit elkaar drijven.



Het is allemaal te zien in de documentaire We Live in Public, gemaakt door Ondi Timoner in 2009, lang nadat Harris zijn leven op een ander continent was gaan leiden, ver weg van internet en oude schulden. Toen zijn vriendin hem en hun met camera's behangen huis had verlaten daalde zijn aanhang van 100 tot 15 mensen. "Ik voelde me nutteloos," zei Harris. Het deed mij denken aan de Postsecret app die ik op mijn telefoon heb. Waar de website wekelijks zorgt voor ontroerende en herkenbare momenten voor duizenden volgers over de hele wereld, is de telefoon app een wereld op zich geworden, waarbij mensen elkaar bekritiseren, becommentariëren en anoniem beschuldigen. Verzonnen geheimen, dreigementen "heart this and I won't kill myself", foto's van anderen met beschuldigende teksten, het is er allemaal op te vinden.



Harris voorspelde een wereld die werkelijkheid geworden is. Hij liep voorop en verdiende geld met het uitbuiten van anderen en zichzelf en maakte het gewone leven tot een openbaar goed. En terwijl ik net zo goed verslaafd ben aan het checken van mijn mail en facebook, en ik iedere dag de geheimen van onbekenden lees, zou ik er liever geen deel van uit willen maken. Wel van de wereld waarin ik met vrienden over de hele wereld gemakkelijk in contact kan komen, en waarin ik ontroerd kan raken van verborgen verhalen, maar niet van de andere kant van die wereld. Dan maar niet voorop lopen en geld verdienen.

woensdag 28 december 2011

Melancholia

Jaren geleden ging ik met vriendinnen naar de film tijdens het NFF. Vooraf waren we in Utrecht gaan eten, we dronken wijn en hadden zo'n typische 'meidenavond' die je doet gruwelen als je het leest, maar die echt heel gezellig en leuk was. We wisten weinig van de film die we gingen zien, alleen de naam van de regisseur en van de hoofdrolspeelster. Druk pratend en grappend liepen we naar binnen, ons van geen kwaad bewust. Ik vermoed dat ik als eerste begon te huilen, ergens in de eerst helft van de film, maar gaandeweg volgden de anderen mij met evenveel tranen en verdriet. Na afloop bleven we stil zitten, hand in hand. In stilte liepen we naar buiten, en in stilte dronken we nog een wijntje. Enkele maanden later ging ik nogmaals naar dezelfde film. Licht zenuwachtig deze keer, met het vorige tranendal nog vers in mijn herinnering. maar nu wist ik wat zou komen en zou ik niet zo naar verrast worden. Op precies hetzelfde moment, in de eerste helft van de film, begon ik weer te huilen, en ik kon niet stoppen tot het einde. Terwijl ik mijn berg zakdoekjes in mijn jaszak probeerde weg te stoppen, verzuchtte de vrouw naast me tegen haar vriend: "Wat een kut film, dit staat echt zóver van alle gevoel af!". Ik besloot nooit, nooit, nooit meer Dancer in the Dark te kijken.

Von Trier wilde ik niet afschrijven, zijn voorgaande films vond ik mooi. Dus zag ik Dogville, waarin het hem wederom lukte om een verschrikkelijke wereld te creëren. Tijdens het drankje achteraf besloot ik officieel nooit meer een Lars von Trier film te kijken.



Totdat ik een paar maanden geleden toch weer in een filmzaal zat, wetende dat de nieuwste Von Trier zo zou beginnen. Melancholia. Wederom zat ik totaal onvoorbereid in de zaal. Deze keer vond ik de pijnlijke familiesituaties die zich steeds weer voordeden humoristisch. De beelden waren prachtig, de conversaties intrigerend, de kleine handelingen en blikken verontrustend. Maar het was mooi. Totdat de planeet de hoofdrol overnam, en de film van standaard Von Trier ellende opeens super spannend werd! En terwijl het einde steeds sneller op ons af kwam, en de dreiging steeds groter werd, vroeg ik me af hoe hij dat in hemelsnaam visueel ging vertellen. Hoe kon hij, in het verlengde van wat ik zag, nu tot een mooi en bevredigend einde komen? De eind scène begon, en ik vermoedde dat dit zijn oplossing was. Begrijpelijk, en mooi. Melancholisch zelfs. Totdat hij uitzoomde, en het einde pas echt begon. Nadat alles plotseling zwart was geworden zat ik nog zeker tien minuten met open mond naar het scherm te staren. Niet wetende wat ik moest zeggen, of doen. Maar vervuld van verwondering, verbazing, onder de indruk en perplex.

Ik nam me voor om me nooit meer voor te nemen niet naar Von Trier films te gaan.

Sindsdien is mijn leven veranderd. Ik kan niet meer naar de maan kijken zonder me voor te stellen hoe het zou zijn als het een andere planeet was. De sterrenhemel is plotseling minder vredig en mooi. Het is een oneindige massa van mogelijke ellende, het gevaar is waar je het niet zien kan.

woensdag 14 december 2011

Gezellig

Terwijl ik in de rij langzaam vooruit schuifelde, langs kitschig gedecoreerde kraampjes, etende mensen en verklede pelgrims die luid op triangels en tamboerijnen sloegen, vroeg ik me af waarom dit 'gezellig' was? Mensen wierpen een licht ongeïnteresseerde blik op de uitgestalde koopwaar: kralenkettingen, neusfluiten, dure olijfolie, van die vreselijke kristallen dierenbeeldjes en de laatste workshop resultaten van de lokale buurthuizen. Eigenlijk waren ze vooral op weg van het ene eetkraampje naar het andere. Na de bokworst kwam de mini kaasfondue, dan de gemarineerde champignons, de aardappelkoekjes en vervolgens de zoete crêpes, wafels en ijsjes met slagroom. De stalletjes daartussen boden een momentje van rust om de zojuist verkregen smaaksensatie nog even na te proeven, alvorens zich in een nieuw culinair avontuur te storten.

De kerstmarkt.

In Limburg groeide ik op met dit fenomeen, zij het in een afgezwakte vorm van de Duitse variant. Misschien verklaart dat mijn antipathie tegen dit jaarlijkse ritueel. Misschien is het de herinnering aan kerst, aan de gedwongen gezelligheid die in mijn geval drie dagen per jaar werd afgedwongen - of waar althans een poging toe werd gedaan - die maakt dat mijn haren overeind gaan staan bij de gedachte alleen al. Er zijn vast heel veel psychologische redenen te verzinnen.


Maar eerlijk gezegd denk ik toch dat het vooral te maken heeft met de overdaad, het gedachteloos consumeren, en de goedkope marketing waarmee hordes mensen zo gemakkelijk zijn over te halen om als schaapjes achter elkaar aan te lopen. Wat nou crisis, wat nou zware tijden, wat nou? Hier, op een landgoed in Duitsland, betalen duizenden mensen vijf euro om geld uit te mogen geven aan vet eten en onbruikbare spullen.


Hoewel ik mijn best doe om dit niet neerbuigend te laten klinken, en ik de bezoekers niet wil veroordelen - want wat is er mis met lekker eten en spulletjes kopen of kijken, en hee, je bent ook nog even buiten - realiseer ik me dat ik jammerlijk faal. Want ja, ik begrijp het niet zo goed. Ik begrijp niet dat je je laat leiden door impulsinkopen, ik begrijp niet dat het leuk is om in een rij te moeten wachten tot je je dure worst kan kopen, terwijl er buiten het terrein een goedkopere - en vast lekkerdere - worst te krijgen is. Ik snap niet dat niet iedereen in de rij steeds geïrriteerder word door het langzame tempo, de mensen die achter je je schoenen van je hiel trapten, de mosterd die plotseling aan je jas zit omdat de man die je zojuist probeerde in te halen zijn handen niet had schoongeveegd.

En wat me vooral opviel: weinig mensen keken er blij. Er straalde weinig vrolijkheid van af. Ja, de verkopers, die straalden. En ze gooiden er nog een schepje bovenop als ze zagen dat zich weer een klant aandiende. En mijn grote groep vrienden, waarvan er elf van de twintig nog nooit op een kerstmarkt waren geweest. Die waren ook vrolijk. Die dansten in de glühwein tent - als enigen - en die genoten van alle gekke etenswaren en snuisterijen. Maar die waren dan ook nog nooit op een kerstmarkt in Duitsland geweest.