woensdag 17 november 2010

Schat

Stel, je bent een Britse ontdekkingsreiziger. Je bent een van de achtenzestig Britse ontdekkingsreizigers die op Wikipedia te vinden zijn. Je hebt van de koning George IV een schip gekregen om de wereldzeeën te bevaren. Met dat schip, en een honderdtal bemanning vaar je weg over de Thames. Nog voordat je de Noordzee hebt bereikt, om langs Frankrijk af te dalen naar onbekende landen, kom je terecht in een flinke storm. Je realiseert je dat deze reis niet makkelijk zal worden.
Dagenlang vaar je met je bemanning zuidwaarts. Wanneer je het zuidelijkste puntje van Spanje hebt bereikt, en je Marokko kunt zien liggen, koers je westwaarts. Dit gebied ken je al. Je vaart door, richting de Nijldelta. Daar ga je aan wal en werk je weken aan een expeditie. Je huurt dragers, lastdieren, materialen en eindelijk kan je vertrekken. In de onverdraaglijke hitte, die je iedere dag weer zo bevangt dat je bang bent dat je de Big Ben nooit meer zal horen luiden, trek je met je stoet richting de woestijn.
De verhalen over de geometrische gebouwen hadden Engeland al enkele jaren eerder bereikt, maar het had even geduurd voordat de koning eindelijk genoeg geld had gehaald uit Frankrijk om de hele onderneming te kunnen betalen. Je weet waar je naar op weg bent, maar als je in de verte de driehoeken ziet verschijnen, die steeds groter worden, waardoor jij je steeds nietiger voelt, dan pas begrijp je wat men bedoelde wanneer men het over 'wonderen' had.
Eindelijk aangekomen zet je kamp op aan de voet van de piramide. De vreemde wetenschapper, die de koning met je mee had gestuurd, gaat aan het werk. Hij laat wat mannen een van de toegangsdeuren forceren en begeeft zich in het bouwwerk. Even ben je bang dat hij nooit meer terug zal keren, maar een paar uur later komt hij samen met de mannen naar buiten. Ze dragen de vreemdste spullen bij zich. Herhaaldelijk lopen ze op en neer, ze laden de draagbaren vol. Wekenlang wacht je tot de man eindelijk klaar is met zijn werk. Je laat het kamp weer opbreken en trekt langzaam weer terug richting je schip dat helemaal vol geladen wordt met kostbaarheden. Niet alleen vazen en lepels, maar ook grafkisten en dode dieren worden meegenomen. Je laat alles opslaan onderdeks en kijkt er niet meer naar om. Zo snel mogelijk vaar je terug naar huis om die beladen vracht weer te kunnen lossen. 's Nachts droom je van de blikken van de Egyptenaren, die soms angstig, soms agressief de stoet bekeken hadden. Je kon hun vloeken niet verstaan, maar je weet wat ze bedoelden. In Londen bied je je gevonden schat aan de koning aan. Je geeft de wetenschapper een hand en je gaat naar huis waar je je vrouw kust na al die weken van gemis.

Ik kon het niet helpen dat ik aan dit scenario moest denken toen ik in het British Museum al die schatten zag liggen. Terwijl het publiek langzaam voorbij de glazen vitrines schuifelde en zachtjes flauwe opmerkingen maakte over de tanden in de mond van de mummie, stond ik al tien minuten me af te vragen hoe het nou kon dat daar een dood mens lag, dat drieduizend jaar geleden met die tanden brood had gegeten. Een mens dat gestorven was, en in de hoop op reïncarnatie zijn lichaam had laten balsemen. En nu lag hij daar: in een glazen vitrine in een onmetelijk groot museum in een regenachtige stad in Noord Europa. Ik geloof niet dat dit het idee van reïncarnatie is geweest, dit hiernamaals van de eenentwintigste eeuw.

2 opmerkingen:

Anoniem zei

Hint: weet je zeker dat je westwaarts bedoelt ten zuiden van Spanje als je Marokko ziet liggen? Egypte ligt naar het oosten.... ;-)

Miriam zei

Ik denk dat ik minder laat moet schrijven ;)