zondag 31 oktober 2010

Straatkunst

Vroeger werd ik met enige regelmaat meegesleurd naar musea die me vaak weinig konden boeien. Op mijn tiende ging ik ooit in een vermoeide bui op een stoel zitten die onderdeel bleek te zijn van de collectie. In de jaren die volgden leerde ik dankzij de druk van mijn ouders moderne kunst waarderen en ontwikkelde ik mijn eigen smaak, die begon met Hundertwasser en Klimt.
Een paar jaar geleden ben ik opgehouden om steeds weer als ik in een nieuwe stad was, eerst de musea te bezichtigen. Ik hou veel meer van rondslenteren, met mensen praten en koffie drinken in kleine achteraf gelegen cafeetjes.

Hoe meer ik kijk, hoe vaker ik de kleine kunstwerken zie, die zich her en der in de stad verspreiden. Niet de standaard beelden op rotondes of op pleinen, maar de tekeningen en krabbels op muren, stoepjes en elektriciteitskastjes. Tijdens de middelbare school waren het de spreuken van Loesje, tegenwoordig zijn het de stickers op lantaarnpalen met teksten als 'diervriendelijk vlees bestaat niet' of de prachtige teksten van Laser 3.14.

Ik moet bekennen dat ik nog niet zo heel lang geleden pas werd geïntroduceerd in de wereld van Banksy. Gelukkig vroeg genoeg om te weten dat ik zijn film Exit through the giftshop moest gaan kijken. Een film die begint als het verhaal van ondeugende jongens, die vernieuwende manieren verzinnen om hun boodschap uit te dragen. Mannen die leven in de nacht, en de duisternis gebruiken om ongevraagd het gepeupel aan het denken te zetten door de sleur te doorbreken met onverwachte gedachtekronkels. Halverwege neemt het verhaal een wending en blijkt dat alle kunst vercommercialiseerd kan worden. Als kijker twijfel je: gaat dit om kunst of om geld, of wordt er kunst gemaakt van geld? Niet alleen de kopers van peperduur geprijsde maar massaal geproduceerde kunstwerken, worden te kijk gezet. Ook in de bioscoopzaal voel je je langzaam ongemakkelijk worden: hoe serieus nemen ze hun publiek eigenlijk?
Na afloop realiseerde ik me dat ook ik gevallen was voor een naam, een geconstrueerde identiteit. Die hoe dan ook prachtige dingen maakt. Waaronder deze film.

Naast Banksy, Space Invader en de andere straatatiesten die in de film worden genoemd zijn er overal tal van kunstenaars te vinden die hun werk letterlijk op straat gooien. Kijk om je heen en laat je inspireren!







zondag 24 oktober 2010

Brand

Tijdens de autorit via de lange weg die zich door het landschap baande, voelden we de spanning stijgen. Toen bij aankomst een regenbui losbrak die ons alle zicht op de omgeving ontnam, gingen we er vanuit dat we dichtbij waren. Maar toen de schemering eenmaal had ingezet en de donkere wolken waren weggetrokken, zagen we Hem opeens in de verte staan. Het eerste dat we na aankomst dan ook deden was te voet, bijna op een drafje, naar Hem toe lopen. Het leek bijna onwerkelijk, ongelofelijk, dat we er eindelijk waren. Al die voorbereiding, al dat regelwerk. Al die dingen stonden in het teken van dit moment: onderaan De Man staan, om je heen kijken en je realiseren dat het allemaal écht bestaat.

Alles wat met Burning Man te maken heeft wordt geflankeerd door Zijn afbeelding. Stickers, affiches, websites, posters, maar ook briefjes in etalages in San Fransisco waar Burning Man kleding of andere materialen te koop zijn: overal is De Man. Nog voordat je de playa hebt bereikt staat je leven al onder invloed van De Man. Het Icoon. Het Symbool.

Tijdens het festival is Hij letterlijk het centrum: alle wegen leiden naar De Man. Ooit, vijfentwintig jaar geleden, was Hij een lappenpop, van twee meter groot. Nu staat Hij levensgroot op een toren van vier etages en torent Hij boven alles uit. Overdag kan je Hem zien staan: rotsvast, wachtend op wat komen gaat. 's Nachts feest Hij mee, met gekleurde led-verlichting die Zijn omtrek tonen. Wanneer je je ook maar een beetje verloren voelt in de wir war van straten, kampen en verlichte Art Cars, zoek je De Man en je wereld valt weer op zijn plek.



De hele week wenst iedereen je 'a great burn' toe. Wanneer je vertelt dat het je eerste burn wordt, gedraagt iedereen zich alsof je binnenkort ingewijd zult worden in een groot geheim. Alsof je ouders je net verteld hebben dat Sinterklaas niet bestaat en je dat geheim moet houden voor je jongere broertje. Op zaterdag, de dag van de burn, voel je de spanning toenemen. Wanneer het donker is voel en zie je hoe alles en iedereen zich langzaam maar zeker naar de playa begeeft. Alle energie lijkt maar één kant op te kunnen gaan.

We hadden het geluk om redelijk vooraan te zitten, op de grond in het stof, op de derde rij vanaf de lege cirkel die rondom De Man werd vrijgehouden. Achter ons verzamelden zich steeds meer mensen. Achter de tien zittende rijen vormden het dubbele aantal staande rijen een nieuwe cirkel. Daarachter kwamen de Art Cars, die ook allemaal gevuld waren met toeschouwers.

In de cirkel begon de vuurshow, met poi dansers, een vuurspuwende draak, vuurspuwers, en alles wat met vlammen te maken had. Daarna begon een vijftien minuten durend vuurwerk waar geen einde aan leek te komen. Iedere apotheose van niet te bevatten kleuren werd door een nog grotere, indrukwekkendere, versie overstemd.
Uiteindelijk vatte de toren vlam, al snel daarna De Man zelf. Gedurende de week had Hij met Zijn armen ferm langs Zijn lijf de stofstormen getrotseerd. Nu waren Zijn armen ten hemel geheven en leek Hij zich over te geven aan het stof en het vuur. Ik had medelijden met Hem. Tegelijkertijd laaide de spanning met de vlammen op, en wachtte iedereen op het moment dat de stellage met De Man in elkaar zou stortten. Dat gebeurde na zo'n dertig minuten. De ontlading die volgde leidde tot nóg heftigere feesten dan eerder in de week, nóg meer licht, en mensen die urenlang rondom het vuur bleven dansen.

Die avond en de dag erna is het festival zichzelf niet meer. Iedereen lijkt doelloos rond te fietsen, zoekend naar een richting, een doel. 's Nachts raakte ik herhaaldelijk verdwaald, omdat het baken weg was. Veel mensen verlieten na de burn al het terrein, anderen bleven net als wij voor de Temple Burn op zondag. Het voelde allemaal leger dan daarvoor. Hij was niet meer. Pas over 355 dagen zal Hij weer verschijnen.

dinsdag 19 oktober 2010

Dierenarts

Wachtkamers hebben hun eigen regels. Je bent er stil, je knikt naar de mensen die komen en gaan en je zoekt vooral geen contact. Dat is in ieder geval vaak zo bij huisartsen, tandartsen, apotheken, de eerste hulp en meer van zulks. Het zijn plekken waarbij je het liefst wil wegzakken in een diepe anonimiteit. Los van dat er totaal geen behoefte is om je eigen leed met anderen te delen, geldt dat vooral andersom: je hoeft niet te weten waar die vrouw zo aan zit te krabben, en je wil al helemaal niet weten welke pilletjes de man die voor jouw neus zijn longen zowat uithoestte, moet innemen.
Laatst had ik de bijzondere ervaring om uiteindelijk bij een huisarts te belanden die ik kende van feestjes. Ik vind het meestal al niet zo makkelijk om gênante, beschamende of misselijkmakende zaken met deskundigen te delen, deze keer moest dat ná het uitwisselen van beleefdheden met een vage bekende.

Aan deze licht intimiderende situatie moest ik denken toen ik gisteren in de wachtkamer van de dierenarts zat. Daar is bijna sprake van het tegenovergestelde: daar wíl je juist praten met elkaar. Waar bij de vorige situaties de gemeenschappelijke deler bestond uit persoonlijke en intieme zaken, is deze bij de dierenarts juist een van je liefdes (als het goed is): je huisdier. Je hoeft helemaal niet in te gaan op de precieze reden van het bezoek om een geanimeerd gesprek te kunnen voeren over het wel en wee van het huisdierenbestaan.
Zieke dieren hangen dan ook nog vaak extra zielig en bijna vertederend loom in bakjes of op armen, waardoor de zorgen voor het beestje en de onmogelijkheid om zo'n dier uit te leggen wat er aan de hand is, nog eens extra verbindt. Je bent als het ware al elkaars vrienden nog voordat je weet hoe het desbetreffende dier heet.

Dat is namelijk de volgende waarneming die ik deed: in een dierenartsenpraktijk ben je al je identiteit al kwijtgeraakt en besta je alleen nog maar als het baasje van. De volledige communicatie met het personeel gaat via de naam van je huisdier, en ook met andere baasjes communiceer je vooral via het dier. 'Nou, jij bent ook nog maar een heel klein hondje he' 'Ja, ze is pas negen weken.'

Niet handig, als dat baasje toevallig een erg aantrekkelijke man is, vooral als hij vertederd met zijn pup stoeit. Je gaat natuurlijk niet aan die pup vragen of haar baasje vrijgezel is en of hij dan misschien een keer met jou een biertje wil drinken of een wandeling wil maken. In dit geval was er sowieso al sprake van een totaal kansloze situatie aangezien ik naast mij in een mand mijn zieke kat had zitten. In iedere andere situatie kan je je nog als hondenliefhebber voordoen en hopen dat je genoeg tijd hebt om de man in kwestie te charmeren voordat je moet toegeven dat je zelf een kat hebt, maar je ook heel erg van honden houd. In dit geval stond dat feit naast me, en keek ze met een zielige en doordringende blik de aantrekkelijke man aan. Deze had niets in de gaten, hij had alleen maar oog voor zijn pup.

donderdag 14 oktober 2010

Hippie

Het is een van de weinige dingen waarbij geen tijd vermeld staat in het programma. Er stonden op vrijdag wel allerlei gerelateerde evenementen vermeld, van bodypainten, tot ontspannende massages, van wodka op het middaguur tot het uitzoeken van passende kostuums. Critical Tits hoort bij Burning Man.

Thuis had ik, in pogingen uit te leggen wat het festival nou precies inhield, ook steeds weer dit voorbeeld genoemd. Een fietstocht, geïnspireerd op de Critical Mass bijeenkomsten die al sinds de jaren zeventig over de gehele wereld plaatsvinden, maar dan op zijn Burning Mans. Natuurlijk zou ik meedoen, je gaat naar Burning Man of niet.

Eenmaal daar nam de noodzaak om mee te fietsen af. Als je de hele dag half of geheel naakt kan rondlopen, als je wil, waarom zou je het dan precies op dat ene moment doen? Gedurende de hele week zag ik overal blote borsten, en hier en daar naakte lijven, die al fietsend, of wachtend in de rij voor koffie, uiteindelijk niet echt opvielen. Toch wilde ik het niet aan me voorbij laten gaan. Ik zou eerst naar een bodypaint workshop gaan, en me dan voegen in de rij van fietsende vrouwen.

Door een licht oponthoud bij de Human Carcass Wash liep mijn tijdschema, voor zover ik dat probeerde te hanteren, een lichte vertraging op. Terwijl ik fris en schoon maar wel gekleed richting de Esplanada fietste, zag ik de stoet al aankomen. Shit. Te laat voor de bodypaint. Wat te doen? ik stond als toeschouwer langs de weg terwijl de stoet aan me voorbij trok. Was dit het? Was ik te laat? Borsten met bloemen, boompjes, vlinders en geometrische figuren erop geschilderd, kwamen voorbij. Vrolijke vrouwen, die joelden, zwaaiden, en met elkaar kletsten. Ik wilde niet toekijken! Dus liet ik mijn rugzak van mijn schouders zakken, trok mijn toch al minuscule bikinitopje uit, sjorde mijn rugzak weer op zijn plek, en stuurde richting de stoet.

Zonder bodypaint voelde ik me naakter dan naakt. Maar toen keek ik om me heen. Grote borsten, kleine borsten, hangtieten, geopereerde borsten, beschilderd, naakt, ze waren er allemaal. Langs de route, die ook deels door de stad ging, stonden andere vrouwen en mannen te kijken, te applaudisseren en brachten met zogenaamde 'mystifiers', waterflessen waarmee ze water sproeiden (een ander bekend fenomeen) verkoeling. Mannen riepen Thank you! en You go girls!

We draaiden de playa op en fietsten naar een plek ver weg van de stad. Daar stonden grote mannen die ons wezen waar we onze fietsen konden neerzetten en die borsten-kijkers op een afstand hielden. Daarna liepen we naar de haag van vrouwen die zich inmiddels gevormd had. aan het begin werd zachtjes gezongen, wanneer je er doorheen liep hoorde je overal stemmen. Ietsje verderop gaf iedereen high fives. Ik sloot me aan en verwelkomde de volgende vrouwen die in een eindeloze rij bleven komen.

Terwijl om ons heen de winden steeds meer opspeelden en er steeds meer stofstormpjes ontstonden, dansten wij op een speciaal daarvoor aangelegde dansvloer. Na afloop rookte ik met een vriendin uit New York, die ik daar letterlijk tegen het lijf liep, al liggend in een daartoe bestemd kunstwerk wat wiet. Dichter bij de jaren zestig zou ik niet komen.

zondag 10 oktober 2010

zaterdag 9 oktober 2010

Geven

Burning Man hanteert een aantal principes, die de leidraad voor het festival vormen. Zo is iedereen welkom, mag je geen sporen achterlaten, moet je zelfvoorzienend zijn, en is het festival gewijd aan het geven. "Burning Man is devoted to acts of gift giving. The value of a gift is unconditional. Gifting does not contemplate a return or an exchange for something of equal value." Daarnaast wordt van iedereen verwacht dat hij of zij deelneemt aan het festival, op wat voor manier dan ook.

In de voorbereiding leidden al deze principes tot een koortsige zoektocht naar mogelijke bijdragen, waarbij de verschillende opties ontelbaar en vooral vaak moeilijk te realiseren waren. Uiteindelijk liet ik, mede belemmerd door de afwezigheid van enig tijds- of plaatsbesef, totaal verstek gaan toen mijn mede Burners de uiteindelijke ludieke acties gingen uitvoeren. In de tussentijd had ik wel al een afspraak met mezelf gemaakt dat ik vooral veel zou deelnemen, aan wat dan ook. Dus schreef ik boodschappen in boeken, op veren en op koelkasten, probeerde ik me te laten leiden door de gongmeditatie, waste ik zo'n dertig verschillende mensen, belandde ik in een cinnamon-roll knuffel met tien anderen en deed ik een poging onze buurman te helpen met het bouwen van dansblokken bij zijn dome. Gelukkig kreeg ik op de laatste dag de mogelijkheid om als vrijwilliger in het café te werken, waardoor ik ook nog écht nuttig bijdroeg.

Natuurlijk genoot ik ook van de giften van anderen. Op feestjes kon je met je eigen beker (leave no trace) naar de bar lopen, een drankje bestellen, en zonder ook maar iets te geven weer gaan dansen. Ik kreeg fruit uit blik van vriendelijke Nederlanders, mocht van een geweldig uitzicht genieten in een privé kamp, reed met de mooiste Art Cars mee, maakte mijn eigen Burning Man hanger en laafde me aan alle prachtige kunst die overal te zien en te beleven was.

Belangrijker is echter dat ik het mee nam, het idee van geven, dat verder zou moeten gaan dan de playa van Black Rock City. Dat je overal kan toepassen, en waardoor de wereld hopelijk een klein beetje mooier wordt. Het is zo gemakkelijk om te geven. Je kunt, zonder dat het je een cent kost, complimenten geven, naar iemand lachen in de trein, iemand de weg wijzen, of iemand voor laten gaan die haast heeft, of nog simpeler: je niet opwinden als iemand je de weg afsnijdt, geduldig blijven als iemand irritant doet. Zonder dat je je hele salaris weggeeft aan anderen, of je huisraad op straat zet voor zwervers, kan je ook met kleine beetjes geven: stuur eens een echt kaartje met een postzegel, trakteer een wildvreemde op koffie, koop de daklozenkrant, gooi de spullen die je niet meer gebruikt niet weg, maar geef ze aan tweedehands winkels.

Laat ik voorop stellen dat ik niet de moraalridder wil uithangen. Iedereen doet natuurlijk al zeker de helft van al deze dingen. Steeds weer realiseer ik me echter dat ikzelf al te vaak op een of andere manier toch iets terug verlang: waardering, respect, dank, de tweede kop koffie, net zo'n leuke kaart in mijn brievenbus. Het echte geven, zo leerde ik op Burning Man, betekent niets verwachten, onvoorwaardelijk.

maandag 4 oktober 2010

Koos Moerenhout

Hij is zesendertig jaar en heeft vandaag zijn laatste race als prof wielrenner gereden. Koos Moerenhout.
Ik had, tot vanavond, nog nooit van hem gehoord.

Berichten als deze, die terloops tijdens een journaaluitzending worden medegedeeld, stemmen me treurig. Het is niet dat ik me interesseer voor de wielersport. Sterker nog, ik begrijp het denk ik niet zo goed. Ik snap niet waarom het leuk is te weten wie de gele of de bolletjes trui draagt en welke ploeg het hoogst in het klassement staat. Het gaat me dus niet om de sport. Het gaat me om Koos.

Koos, die al sinds zijn vierde fietst. eerst nog wankel, voortgeduwd door zijn vader op zijn fietsje met zijwieltjes, die later met vriendjes door de wijk ging racen en altijd won omdat hij de langste benen had. Koos, die sinds zijn twaalfde, toen hij eindelijk op een sport mocht van zijn ouders, voor wielrennen koos, maar nog net te klein was om mee te doen met de junioren races in het dorp. Die toen jaren trainde en vanuit school snel naar huis fietste op zijn gewone grijze straatfiets, om vervolgens zijn rode of blauwe racefiets uit het stalletje achter in de tuin te halen, waarna hij uren over verlaten landweggetjes reed.

Koos, die werd opgemerkt tijdens de lokale wielerwedstrijden, en een eigen coach kreeg. Die uiteindelijk werd gescout voor de nationale ploeg en daar, eerst als haas en later als renner, nu zo'n acht jaar in heeft gereden. Die na lang wikken en wegen, en nachtenlange gesprekken met zijn vrouw, die hem als sinds zijn vijftiende steunt, anderhalf jaar geleden heeft besloten te stoppen. Die zou nog trainen voor Australië, en daarna was het klaar.

Koos reed vandaag zijn laatste race. En als de aardige redactie van het journaal het niet noemenswaardig gevonden had, had ik nooit van zijn bestaan geweten. Iedere keer als ik zo'n bericht hoor, realiseer ik me dat er een heel leven achter deze mededeling zit. En dat er nog veel meer levens als deze zijn, waar ik geen weet van heb. Maar het zijn juist deze levens die zo interessant zijn. Zoals er dus nog zoveel meer zijn, die ik niet eens ken.

Het ontroert me, die toewijding. Het raakt. Ik hoop dat Koos een mooie nieuwe toekomst tegemoet gaat. En dat hij terug kijkt op een prachtig wielerverleden.