woensdag 29 december 2010

Donkere dagen

Je hebt mensen die zich al maanden verheugen op kerst en oud en nieuw. Die half augustus met een kookboek in de zon gaan zitten om het kerstdiner samen te stellen. Die half oktober alle Sinterklaas en kerstcadeaus al ingepakt en wel achterin de kledingkast hebben liggen. Die in de uitverkoop van vorig jaar alvast hun nieuwe outfit hebben gekocht en niet kunnen wachten om te schitteren tijdens eerste en tweede kerstdag in het nabij gelegen restaurant, waar de rest van de stad ook gereserveerd heeft.
Ze zijn er. Van die mensen die, in hun handen wrijvend, zin zeggen te hebben in de winter en die niet kunnen wachten tot de dagen korter worden.

En dan heb je de mensen die dat allemaal niet hebben. Die in meer of mindere mate zenuwachtig worden bij het naderen van december. Die je op vierentwintig december gehaast en met rode vlekken in hun nek door de winkelstraat ziet rennen in de hoop binnen twee uur alle cadeautjes gekocht te hebben zodat ze nog tijd hebben om boodschappen te doen voor het eten. Die je licht gestrest en met verwilderde ogen het restaurant ziet binnenkomen omdat ze niet naast een bepaald familielid willen zitten. Van die mensen die niet kunnen wachten tot januari weer begint, zodat ze eindelijk kunnen beginnen met hun nieuwe voornemens.

En dan is er nog een groep. Mensen die maar op halve kracht draaien. Die niet kunnen rennen, die niet kunnen voorbereiden. Omdat het allemaal teveel moeite kost. Ik denk dat ik tot deze groep behoor. Ik heb nét op tijd mijn cadeautjes binnen, heb het geluk dat ik alleen tijdens het kerstdiner hoef na te denken over eten, en heb geen ontzettend vervelende familieleden waar ik niet naast wil zitten. Wat ertoe leidt dat ik alles over me heen laat komen.

Voor mijn groep mensen is schuilen de beste manier om deze dagen door te komen. Wanneer mijn aanwezigheid niet meer nodig is, trek ik me terug. In mijn huis en in donkere filmzalen, waar ik me verlies in de verhalen van anderen. Door het ontbreken van enige verplichtingen slaap ik eerst tot onwaardige tijdstippen uit, waarna ik met de gordijnen dicht in huis rondscharrel. Wanneer de schemering alweer langzaam inzet, waag ik me buiten, met mijn muts ver over mijn hoofd heengetrokken om ieder overbodig licht tegen te houden. Pas in de zaal voelt het weer veilig. Het licht van de projectie brengt namelijk afleiding en vermaak.

Voor een ieder die zich hierin herkent, en ook voor hen die al dan niet van deze tijd van het jaar houden heb ik een aantal tips:
Ga naar Potiche, als je van humoristische Franse films met Gerard Depardieu en Catherne Deneuve houdt, maar verwacht geen standaard Franse film! Another Year is zo'n heerlijke film van Mike Leigh, waarbij het volmaakte geluk wordt aangevuld door alle ellende van anderen. Een film die hartverscheurend is, maar ook prachtig en liefdevol. En voor ouderwets Amerikaans filmhuis vermaak is er The Kids Are All Right. Over een niet zo standaard standaard Amerikaans gezin, waarbij alle vooroordelen worden bevestigd en ontkracht.
Het belangrijkst is: laat je gaan! Lach mee! Het maakt niet uit of het om de herkenning of de verbazing is. Of het uit medelijden of zelfmedelijden is. Houd je niet in omdat er andere mensen in de zaal zitten. Ik heb me al dagen samen met volslagen onbekenden enorm vermaakt om wat we zagen. De feestdagen gaan toch uiteindelijk om samenzijn?

Potiche


Another Year


The Kids Are All Right

dinsdag 28 december 2010

zondag 19 december 2010

Verhalen

Om nog even terug te komen op een van de fijnste gebeurtenissen van de maand november: het IDFA. Mijn favoriete onderdeel is DocLab, het nieuwe media programma. Enerzijds richt DocLab zich op technologieën die in de wereld van 'digital storytelling' nieuwe mogelijkheden bieden (denk bv aan de mobiele telefoon, camera's die 360 graden kunnen capturen etc). Anderzijds brengt DocLab de digitale media naar het grote scherm.



Ik vind het soms lichtelijk angstaanjagend, de hoeveelheid toffe en inspirerende projecten die nu al online te vinden zijn. Zelfs met slechts zicht op slechts een klein deel van het aanbod ben ik al overweldigd. Dit jaar kwamen er, net als vorig jaar overigens, weer bijzondere websites langs die enorm de moeite zijn om te bezoeken.

Zo presenteerde Zach Wise, die op de multimedia afdeling van de NY Times werkt, zijn bookmarks: Bijvoorbeeld Everynone, waar prachtige associatieve filmpjes op te zien zijn, The Archive, een film over toewijding en muziek, een filmpje over Stoopsitting, een typisch Amerikaanse gewoonte die ik graag in Amsterdam zou introduceren of het filmpje over The Lost Tribes van NY. Dingen waar je blij van wordt.

Een van de mooiste projecten is naar mijn mening Highrise, Out of my Window. Een project waarin in verschillende steden ter wereld zowel binnen als buiten hoge flatgebouwen wordt gekeken. Met prachtige collages van de omgeving, waar je al scrollend filmpjes, foto's en verhalen kunt aanklikken.

Verhalen vertellen, zo toont DocLab, kan tegenwoordig op duizenden mogelijkheden. Waarom zou je je beperken tot alleen woorden of alleen beeld? Alle verhalen eisen hun eigen vorm, het is aan de vertellers om de juiste vorm te vinden en die dan zo goed mogelijk te gebruiken. Daardoor was het, wederom naar mijn mening, dan ook bijzonder inspirerend om op een van de DocLab avonden getracteerd te worden op een avond ouderwets verhalen vertellen.

Eens per maand in Toomler, en bij hoge uitzondering nu in een bioscoopzaal van Tuschinski, werden Echt Gebeurde Verhalen verteld. Ik moet met het schaamrood op mijn kaken bekennen dat ik er nog niet eerder van gehoord had, maar heb wel per direct mijn hart verpand aan het concept. Van alle verhalen, en vooral alle mogelijkheden voor het vertellen van verhalen, die DocLab aanbiedt, is dit toch wel de meest uitgeklede, ontroerende en makkelijkste vorm: één persoon, één microfoon, en een lichtje. En dan gewoon vertellen.

The Lost Tribes of New York City from Carolyn London on Vimeo.

dinsdag 14 december 2010

WDYDWYD?

Het is zo'n simpele vraag. Maar verzin maar eens een goed antwoord.

Why do you do what you do?

Niet alleen moet je weten wat je doet, je moet ook nog eens weten wat de reden daarvoor is.

Ik ben het gaan proberen in gesprekken met totale vreemden, ik ben ze gaan vragen waarom ze doen wat ze doen. Meestal is het eerste antwoord iets in de trant van "omdat het mijn baan is", of "gewoon". Maar daar gaat het niet om. Het een kan losstaan van het ander. De vraag die meestal gesteld wordt - wat doe je - wordt beantwoord met het vak, de bron van inkomsten, het levensonderhoud. Dat hoeft echter niets te maken te hebben met wat je echt doet en waarom je dat doet. Je kunt de hele dag wc's staan schrobben, maar toch eigenlijk vooral bezig willen zijn met mensen troost bieden, op wat voor manier dan ook. Of je bent een belangrijke advocaat, maar eigenlijk wil je gewoon alleen maar plezier hebben. Het kan allemaal.
Feit is dat het het stellen van deze vraag prachtige antwoorden oplevert, en minstens zoveel mooie gesprekken die daarop volgen. Het is letterlijk onmogelijk om binnen een paar minuten te zijn uitgepraat omdat het direct ergens over gáát.

Intussen zijn online al ontelbare foto's, collages en kaarten waarop mensen zo eerlijk mogelijk deze vraag proberen te beantwoorden te vinden. Ik hoorde er een tijd geleden over, toen J onderstaande video gemonteerd had. Op Burning Man werd de vraag ook gesteld. Ik dacht dagenlang na over een mogelijk antwoord en verzon uiteindelijk mijn reden. Of ik nog steeds hetzelfde zou antwoorden? Geen idee. Maar misschien moet je het me eens vragen...

Tot besluit kan ik niet meer dan vragen: Waarom doe JIj wat je doet?



De stop-motion video die J monteerde:


Find more videos like this on wdydwyd?

dinsdag 7 december 2010

Angst

Zijn wij mensen niet allemaal vooral op zoek naar veiligheid en geborgenheid? Is dat niet waarom we trouwen, kinderen krijgen en jarenlang naar hetzelfde bureau fietsen om daar ons werk te doen? Gaan we daarom altijd op vakantie naar dat ene dorp in Frankrijk, waar de bakker op de hoek altijd op zondagochtend verse croissants bakt? Waarom zou je je in onbekende avonturen storten, waarvan de afloop niet duidelijk is en waarvan je niet zeker weet of ze wel leuk zullen zijn? Waarom zou je jezelf in een situatie brengen die eng is?

Omdat je nooit weet hoe het je leven kan verrijken.
Omdat je jezelf kunt verbazen.
Omdat je achteraf gezien vaak kunt concluderen dat dát de momenten waren die je je herinnert.

Voor mij was dat jaren geleden weggaan uit Limburg om in Amsterdam te gaan studeren en voor het eerst verliefd te worden op een stad. In m'n eentje met een rugzak naar de andere kant van de wereld reizen om te ontdekken dat ik het overal leuk kon hebben en vrienden kon maken. Andere continenten bereizen en me realiseren dat al die vooroordelen vaak alleen vooroordelen zijn. Mijn blog op Facebook zetten en merken dat sommige mensen mijn stukjes lezen. 'Ja' zeggen tegen vreemde voorstellen, om in geweldige situaties terecht te komen. Een stand-up comedy cursus doen en acht minuten lang grapjes maken op een podium.

Niet alles hoeft enorm succesvol uit te pakken. Soms zijn de situaties die op vreemde voorstellen volgen ronduit vreemd of saai, en acht minuten lang grapjes maken betekent nog niet dat je een beroemde komediant moet worden. Niet alle verhalen die ik schrijf zijn even succesvol. Maar daar gaat het uiteindelijk niet om. Het gaat erom dat je, als je iets eng vind, niet ervan moet weglopen, maar er juist naar toe. Naar nieuwe mogelijkheden. Op nieuwe avonturen af. Tegen nieuwe ontdekkingen aan.

Dus bij deze de vraag: waar ben jij bang voor? Wanneer ga je lopen, en welke kant op?

zondag 5 december 2010

zaterdag 4 december 2010

Supermarkt

Dinsdagavond, half zeven in de rij bij de kassa:

- Bent u van plan al die mandarijntjes los op de band te leggen mevrouw?
- Ja, dat was ik inderdaad van plan.
- Maar mevrouw, dat kan toch niet? Daar moet een zakje omheen.
- Nou meneer, ik probeer eigenlijk zo min mogelijk zakjes te gebruiken.
- Maar daar hebben dus andere mensen ook last van,dat u geen zakjes wilt gebruiken.
- Ik denk dat het wel mee valt, dat anderen daar last van hebben. We zullen het zo zien hè.
- Ik begrijp eerlijk gezegd niet waarom u geen zakje wilt gebruiken, dit kan toch zo niet?
- Nou meneer, daar heb ik zo mijn redenen voor.
- Maar dat gaat toch nooit lukken? Dat kost toch veel te veel tijd allemaal?
- Meneer, als u wilt mag u wel voor hoor, dan hoeft u niet bang te zijn dat het u tijd kost.
- Nou, graag. Maar u wilt dus niet de discussie aan begrijp ik?
- Nee meneer, ik ben moe en ik heb niet zo'n zin in deze discussie.
- Maar ja, anderen hebben dus nu ook last van uw moeheid.
- Volgens mij hebt u alleen daar last van meneer.
- Ik begrijp dus dat u gewoon los mandarijntjes op de band wil leggen zonder erover te discussiëren.
- Inderdaad meneer.

Korte stilte
- Ik snap niet waarom u die discussie niet aan wil gaan.
- Meneer, het zou überhaupt niet in me opkomen om op uw manier tegen mensen te praten, ik vind u vreselijk negatief en ik heb geen zin om me ook zo te gedragen. Als ik dat wel had zou ik voldoende argumenten kunnen aandragen om een interessante discussie aan te gaan, maar helaas ben ik daar vandaag te moe voor.

In de tussentijd legt het kassameisje zonder problemen de negen mandarijntjes op de weegschaal, weegt ze, en neemt een volgend artikel van de band.

- Fijne avond. U ook meneer. Succes met het inoakken van uw boodschappen.

maandag 29 november 2010

IDFA: Muziek

Eigenlijk is het ieder jaar hetzelfde liedje.
Er zijn ontroerende, schokkende, ongelofelijke en inspirerende documentaires, maar de leukste zijn toch nog altijd de muziekdocumentaires. Ik herinner me To Tulsa and Back, een roadmovie over J.J. Cale in 2005, The Power of Song over folkzanger Peete Seeger in 2007, The Audition van vorig jaar, over jonge mensen die meedoen met een operaconcours, en natuurlijk I'm your Man, de film over Leonard Cohen die mijn wereld letterlijk veranderd heeft.

Ook dit jaar waren er weer muzikale verrassingen die me al dat andere wereldleed even deden vergeten.
Om te beginnen was daar Kinshasa Symphony, een film over een amateur symfonieorkest in de hoofdstad van Congo, een land dat verscheurd wordt door oorlogen en misstanden. In deze film niets van dat al. Deze film toont dat muziek verbroedert, letterlijk. Het Orchestre Symphonique Kimbanguiste werd vijftien jaar geleden opgericht en bestaat nu uit ongeveer tweehonderd spelers en zangers. We volgen er een paar, die praten over hun instrument, over repeteren buiten de repetities om (van cd) en over hoe klassieke muziek in de Afrikaanse samenleving past. Wanneer afgesloten wordt met een uitvoering van de Negende Symfonie van Beethoven, en er in Afrikaans Duits Alle Menschen werden Brüder gezongen wordt, realiseer je je dat het de post-koloniale gedachten van Europeanen zijn die zich verbazen over de combinatie van mensen, locatie en muziek. Voor de uitvoerenden is muziek muziek. Niets meer en niets minder.



Dat muziek verbroedert bewijst ook Socalled, in The Socalled Movie, voorheen Socalled Heavy J, een Canadese artiest wiens veelzijdigheid alleen getoond kan worden in achttien korte films. De muzikant is de uitvinder van de klezmerhop en klezmerfunk, de goochelaar toont verschillende trucjes die hij met engelengeduld geoefend heeft, en neemt hij als filmmaker een deel van de documentaire over voor zijn eigen filmpjes.
Socalled is een jongen om blij van te worden. Iemand die nergens bang voor lijkt te zijn en die mensen bij elkaar brengt die elkaar anders nooit ontmoet zouden hebben. Inspiratie alom!

woensdag 24 november 2010

IDFA: feitjes

Je hebt documentaires die een duidelijke boodschap hebben, een one-liner, die vaak al in de titel, en anders in de ondertitel terug te vinden is. Je hebt ook documentaires die een hele film nodig hebben om duidelijk te maken welk punt ze willen maken. Dat zijn documentaires die een gebeurtenis, een verschijnsel of een theorie proberen uit te leggen. Films die niet zonder statistieken en graphics kunnen om enigszins een genuanceerd beeld te schetsen. Ik zag er tot nu meerdere die maakten dat ik blij dat ik mijn notitieboekje bij de hand had.

Zo gaat Inside Job over de financiële crisis, en vooral de opbouw ernaar toe. Over hoe Amerikaanse banken in de jaren tachtig onder Reagan en zijn deregulatiebeleid de mogelijkheid kregen om winst te gaan maken, en hoe de hebzucht die daar uiteindelijk uit voort kwam de huidige malaise heeft veroorzaakt. Banken sloten leningen af, maakten er CDO's ( Collateral Debt Obligations) van die weer aan investeerders werden verkocht en waar door rating agencies een tripple A status aan gegeven werd. AIG verhandelde in de tussentijd in Credit Default Swaps, verzekeringen voor wanneer zo'n CDO minder waard werd. Maar ook als je zelf geen CDO's had, kon je bij AIG CDS kopen, waardoor je als bedrijf geld kon verdienen wanneer anderen geld verloren. Schokkender is nog dat niet alleen de FBI maar ook de Federal Bank hiervan op de hoogte waren en er alles aan gedaan hebben om willens en wetens deze situatie zolang mogelijk in stand te houden. Wat wij uiteindelijk op televisie zagen waren de mannen in pakken die op straat bekogeld werden en voor rotte vis werden uitgemaakt, maar die in de tussentijd miljarden verdienden en met grote bonussen weg gingen. Veel van hen werken nu voor hoge salarissen bij Harvard, Columbia of gewoon, onder president Obama. Waarbij ze natuurlijk een clausule in hun contract hebben waarin staat dat ze overige werkzaamheden met behoud van salaris mogen uitvoeren.

In American Coup wordt verteld over coup die de VS in 1953 pleegde in Iran. Daar had de toenmalige -democratisch gekozen- minister president Mossadeq besloten dat de Britse oliemaatschappij die eigenaar was van alle olie in Iran, dat eigenlijk niet was en dat dit verdrag onder verkeerde -koloniale- omstandigheden was verkregen. Engeland was echter van mening dat Iran contractbreuk pleegde, weerhield eerst alle overige olieschepen Iran te benaderen, maar klopte uiteindelijk bij president Eisenhower aan voor hulp. Die stuurde Kermit Roosenveld (kleinzoon van) naar Iran en liet hem chaos creëren door verschillende mensen om te laten kopen, groepen tegen betaling tegen elkaar te laten vechten en de pers met geld ertoe te verleiden Mossadeq te omschrijven als een communist. De sjah keerde, na vijf miljoen dollar van de CIA te ontvangen, terug en gaf Engeland en zijn oliemaatschappij BP toestemming om Iraanse olie te delven. Aan het einde van de film vraagt een van de sprekers zich af hoe niet alleen Iran, maar de hele regio eruit zou hebben gezien als het nog steeds een democratisch land zou zijn geweest.

Freakonomics is tenslotte gebaseerd op het gelijknamige boek en laat in een snel tempo en met grappige animaties zien hoe:
a) het er niet toe doet wat je naam is. Je opvoeding, achtergrond, buurt, opleiding etc wel. En die, of in elk geval die van je ouders, hebben meestal wel weer invloed op je naam;
b) er overal patronen in zijn te vinden en economen alles kunnen herleiden op basis van die patronen.
c) het afnemen van de criminaliteitscijfers in New York niet zozeer te maken hebben met een strenger politiebeleid, maar vooral met het aannemen van een abortuswet, vijftien jaar eerder, waardoor er minder ongewilde kinderen in arme buurten geboren werden en
d) hoe iedereen reageert op incentives: prikkels die tot een bepaald gedrag aanmoedigen.

Met andere woorden: neem een notitieblok mee als je later in een discussie je nieuw vergaarde kennis wilt kunnen aanvoeren (en je net als ik nogal kort van geheugen bent als het om cijfers gaat)!







maandag 22 november 2010

IDFA: Afghanistan

Uiteindelijk is alles met elkaar verbonden. Althans, zo lijkt het, als je urenlang films over de meest uiteenlopende onderwerpen kijkt. Uiteindelijk hoor je steeds dezelfde namen, zie je nog nooit eerder opgemerkte patronen en realiseer je je dat de wereld kleiner is dan hij lijkt. Er zijn kleine verbanden, vergezochte verbanden en overduidelijke verbanden.

In dit geval gaat het om het laatste: Afghanistan. Twee films, een land. Het land waar ik al naar toe wil sinds ik er in 2002 overheen vloog. En dat, na het zien van verschillende documentaires, en het lezen van die twee beroemde boeken, alleen nog maar aantrekkelijker lijkt. Alleen is het er niet zo leuk. Voor veel mensen in ieder geval.

In The Dancing Boys of Afghanistan wordt getoond hoe een eeuwenoude traditie illegaal (maar gedoogd, zoals wij het zouden noemen) voortgezet wordt. Kleine jongens van ongeveer tien jaar, die al dan niet met toestemming van hun ouders worden meegenomen door.. ja, hoe moet je ze noemen? Criminelen, rijke maffia, vieze mannen. De jongens worden opgeleid tot dansers, worden verkleed als vrouwen en moeten voor oudere mannen dansen. Ze krijgen een opleiding en kost en inwoning, maar ze kunnen geen kant op. Ze gaan niet zonder hun eigenaar - want dat zijn het uiteindelijk - de straat op, ze mogen niet alleen met de interviewer in een kamer, ze krijgen voorgezegd wat ze moeten antwoorden. Het is benauwend, verontrustend. Prachtige jongens, die behalve met hun kunsten ook op andere manieren de mannen moeten dienen. "Sommigen vragen om sex," beweert een legerleider die zijn jongen heeft weggedaan toen hij ging trouwen.

Je bent blij dat Jabar en Zahir niet in zo'n situatie zitten. Tijdens de eerste minuut van Addicted in Afghanistan, want daarna ben je meer dan een uur getuige van hun heroïnegebruik. Ze liggen in huis, hangen op straat, commanderen hun zus. Maar ze zijn vooral high. Met ingevallen ogen zitten ze naast elkaar. Hun knieën opgetrokken tot naast hun oren, hun dunne armen losjes daaromheen geslagen. Ze proberen herhaaldelijk af te kicken, maar steeds weer mislukt het, is de nood te hoog. Hun vriendschap is hun ondergang. Steeds weer verleiden ze elkaar tot nog een 'shot'; geroutineerd verhitten ze wat aluminium, roken de rook en vallen in slaap.

Bij het IDFA zie je de gezichten achter kleine artikeltjes in de krant, waar je overheen leest en die je nauwelijks opslaat. Maar ze zijn er wel. Zahir, Jabar, en alle jongens die op dit moment, nu ik dit schrijf, als meisje dansen voor oude mannen, niet wetend wat de nacht zal brengen.

The dancing boys of Afghanistan


Addicted in Afghanistan

woensdag 17 november 2010

Schat

Stel, je bent een Britse ontdekkingsreiziger. Je bent een van de achtenzestig Britse ontdekkingsreizigers die op Wikipedia te vinden zijn. Je hebt van de koning George IV een schip gekregen om de wereldzeeën te bevaren. Met dat schip, en een honderdtal bemanning vaar je weg over de Thames. Nog voordat je de Noordzee hebt bereikt, om langs Frankrijk af te dalen naar onbekende landen, kom je terecht in een flinke storm. Je realiseert je dat deze reis niet makkelijk zal worden.
Dagenlang vaar je met je bemanning zuidwaarts. Wanneer je het zuidelijkste puntje van Spanje hebt bereikt, en je Marokko kunt zien liggen, koers je westwaarts. Dit gebied ken je al. Je vaart door, richting de Nijldelta. Daar ga je aan wal en werk je weken aan een expeditie. Je huurt dragers, lastdieren, materialen en eindelijk kan je vertrekken. In de onverdraaglijke hitte, die je iedere dag weer zo bevangt dat je bang bent dat je de Big Ben nooit meer zal horen luiden, trek je met je stoet richting de woestijn.
De verhalen over de geometrische gebouwen hadden Engeland al enkele jaren eerder bereikt, maar het had even geduurd voordat de koning eindelijk genoeg geld had gehaald uit Frankrijk om de hele onderneming te kunnen betalen. Je weet waar je naar op weg bent, maar als je in de verte de driehoeken ziet verschijnen, die steeds groter worden, waardoor jij je steeds nietiger voelt, dan pas begrijp je wat men bedoelde wanneer men het over 'wonderen' had.
Eindelijk aangekomen zet je kamp op aan de voet van de piramide. De vreemde wetenschapper, die de koning met je mee had gestuurd, gaat aan het werk. Hij laat wat mannen een van de toegangsdeuren forceren en begeeft zich in het bouwwerk. Even ben je bang dat hij nooit meer terug zal keren, maar een paar uur later komt hij samen met de mannen naar buiten. Ze dragen de vreemdste spullen bij zich. Herhaaldelijk lopen ze op en neer, ze laden de draagbaren vol. Wekenlang wacht je tot de man eindelijk klaar is met zijn werk. Je laat het kamp weer opbreken en trekt langzaam weer terug richting je schip dat helemaal vol geladen wordt met kostbaarheden. Niet alleen vazen en lepels, maar ook grafkisten en dode dieren worden meegenomen. Je laat alles opslaan onderdeks en kijkt er niet meer naar om. Zo snel mogelijk vaar je terug naar huis om die beladen vracht weer te kunnen lossen. 's Nachts droom je van de blikken van de Egyptenaren, die soms angstig, soms agressief de stoet bekeken hadden. Je kon hun vloeken niet verstaan, maar je weet wat ze bedoelden. In Londen bied je je gevonden schat aan de koning aan. Je geeft de wetenschapper een hand en je gaat naar huis waar je je vrouw kust na al die weken van gemis.

Ik kon het niet helpen dat ik aan dit scenario moest denken toen ik in het British Museum al die schatten zag liggen. Terwijl het publiek langzaam voorbij de glazen vitrines schuifelde en zachtjes flauwe opmerkingen maakte over de tanden in de mond van de mummie, stond ik al tien minuten me af te vragen hoe het nou kon dat daar een dood mens lag, dat drieduizend jaar geleden met die tanden brood had gegeten. Een mens dat gestorven was, en in de hoop op reïncarnatie zijn lichaam had laten balsemen. En nu lag hij daar: in een glazen vitrine in een onmetelijk groot museum in een regenachtige stad in Noord Europa. Ik geloof niet dat dit het idee van reïncarnatie is geweest, dit hiernamaals van de eenentwintigste eeuw.

dinsdag 9 november 2010

Herfst

Afgelopen weekend liep ik tot in mijn enkels in de afgevallen bladeren, in een bosje bij Apeldoorn. Dagenlang hadden we binnen gezeten, deels door de reden van onze aanwezigheid op die plek - repeteren - deels door de regen. Maar op zondag scheen de zon. Het was koud, de late middag had al ingezet, maar we wilden zo graag. En dus stapten we door de bladeren, over paden die onzichtbaar waren geworden.

Soms kan het gebeuren dat je opeens middenin een herinnering zit, qua geur, en vooral gevoel. Ik liep opeens weer in het bos waar ik liep toen ik zes was. Met een vriendinnetje dat tijdens de herfstvakantie een paar dagen kwam logeren. We zochten eikels en blaadjes om later thuis poppetjes mee te maken. De geur van de bladeren, die nat en vergeeld over elkaar heen lagen. Het mos dat rijkelijk groeide op oude takken, de kou in de lucht, paddestoelen langs boomstammetjes.
Maar vooral dat gevoel: rondrennen door de bladeren, vies mogen worden omdat je je speelkleren aan hebt, de grootte van het bos niet kunnen inschatten omdat je geen idee hebt van de omvang van de wereld.

We hadden geen idee van de geur, van het gevoel. Pas nu, meer dan een kwart eeuw later, kon ik een gevoel toedichten aan dat moment van lang geleden. En ook al weet ik van het mos, de natte bladeren en de kou in de lucht, heel even voelde ik weer dat gevoel van die eindeloze week vakantie, het rondrennen door de bladeren, en onze voeten die we daardoor niet meer konden zien.

Het flitste allemaal in een paar tellen door me heen. En toen liep ik weer gewoon in het bos met mijn vrienden van nu paddestoelen te zoeken.

vrijdag 5 november 2010

Aftellen

Wanneer de zomervakantie voorbij is en het gewone leven weer gewoon zijn gang gaat, wanneer de warmte uit de lucht is en een koude wind de grachten onveilig maakt, wanneer de schappen alweer vol liggen met speculaas, pepernoten en marsepein en wanneer dat nare wintergevoel zich langzaam verspreid en mensen het al gaan hebben over oud en nieuw feestjes... dan is er gelukkig nog één lichtpuntje waar ik me aan vast houd, voordat korte koude dagen het leven gaan beheersen.

Het IDFA komt er weer aan.

Het IDFA brengt, weliswaar in donkere zalen, inspiratie, avontuur, realiteit en verbazing. Tien dagen lang ga ik onderuitgezakt, met in mijn tas een verzameling benodigdheden (water, hapje, drankje, extra sjaal, pen en papier) de wereld over.
En hoewel ik niet kan wachten tot het zover is, betekent dat dat twee weken daarvoor dat andere heerlijke moment komt: het programmaboekje.

Met een volle pot thee, een pen en een marker ga ik er dan goed voor zitten. Ik lees alle beschrijvingen zorgvuldig, waarbij ik een systeem hanteer van importantie inzake de documentaires die ik zeker wil zien. Een, twee of drie sterren kunnen ze krijgen. En dan begint het gepuzzel. Welke film kan ik wanneer zien, en hoe kan ik een zo efficiënt mogelijk schema maken, waarbij ik ook nog tijd heb voor repetities, cursussen en yoga?

IDFA is zijn archief openbaar aan het maken en zo zag ik plotseling een mooie film, die ik in een voorgaande editie als cadeautje bij mijn gekozen film kreeg: Peter en Ben. Een film over een bijzondere vriendschap...

zondag 31 oktober 2010

Straatkunst

Vroeger werd ik met enige regelmaat meegesleurd naar musea die me vaak weinig konden boeien. Op mijn tiende ging ik ooit in een vermoeide bui op een stoel zitten die onderdeel bleek te zijn van de collectie. In de jaren die volgden leerde ik dankzij de druk van mijn ouders moderne kunst waarderen en ontwikkelde ik mijn eigen smaak, die begon met Hundertwasser en Klimt.
Een paar jaar geleden ben ik opgehouden om steeds weer als ik in een nieuwe stad was, eerst de musea te bezichtigen. Ik hou veel meer van rondslenteren, met mensen praten en koffie drinken in kleine achteraf gelegen cafeetjes.

Hoe meer ik kijk, hoe vaker ik de kleine kunstwerken zie, die zich her en der in de stad verspreiden. Niet de standaard beelden op rotondes of op pleinen, maar de tekeningen en krabbels op muren, stoepjes en elektriciteitskastjes. Tijdens de middelbare school waren het de spreuken van Loesje, tegenwoordig zijn het de stickers op lantaarnpalen met teksten als 'diervriendelijk vlees bestaat niet' of de prachtige teksten van Laser 3.14.

Ik moet bekennen dat ik nog niet zo heel lang geleden pas werd geïntroduceerd in de wereld van Banksy. Gelukkig vroeg genoeg om te weten dat ik zijn film Exit through the giftshop moest gaan kijken. Een film die begint als het verhaal van ondeugende jongens, die vernieuwende manieren verzinnen om hun boodschap uit te dragen. Mannen die leven in de nacht, en de duisternis gebruiken om ongevraagd het gepeupel aan het denken te zetten door de sleur te doorbreken met onverwachte gedachtekronkels. Halverwege neemt het verhaal een wending en blijkt dat alle kunst vercommercialiseerd kan worden. Als kijker twijfel je: gaat dit om kunst of om geld, of wordt er kunst gemaakt van geld? Niet alleen de kopers van peperduur geprijsde maar massaal geproduceerde kunstwerken, worden te kijk gezet. Ook in de bioscoopzaal voel je je langzaam ongemakkelijk worden: hoe serieus nemen ze hun publiek eigenlijk?
Na afloop realiseerde ik me dat ook ik gevallen was voor een naam, een geconstrueerde identiteit. Die hoe dan ook prachtige dingen maakt. Waaronder deze film.

Naast Banksy, Space Invader en de andere straatatiesten die in de film worden genoemd zijn er overal tal van kunstenaars te vinden die hun werk letterlijk op straat gooien. Kijk om je heen en laat je inspireren!







zondag 24 oktober 2010

Brand

Tijdens de autorit via de lange weg die zich door het landschap baande, voelden we de spanning stijgen. Toen bij aankomst een regenbui losbrak die ons alle zicht op de omgeving ontnam, gingen we er vanuit dat we dichtbij waren. Maar toen de schemering eenmaal had ingezet en de donkere wolken waren weggetrokken, zagen we Hem opeens in de verte staan. Het eerste dat we na aankomst dan ook deden was te voet, bijna op een drafje, naar Hem toe lopen. Het leek bijna onwerkelijk, ongelofelijk, dat we er eindelijk waren. Al die voorbereiding, al dat regelwerk. Al die dingen stonden in het teken van dit moment: onderaan De Man staan, om je heen kijken en je realiseren dat het allemaal écht bestaat.

Alles wat met Burning Man te maken heeft wordt geflankeerd door Zijn afbeelding. Stickers, affiches, websites, posters, maar ook briefjes in etalages in San Fransisco waar Burning Man kleding of andere materialen te koop zijn: overal is De Man. Nog voordat je de playa hebt bereikt staat je leven al onder invloed van De Man. Het Icoon. Het Symbool.

Tijdens het festival is Hij letterlijk het centrum: alle wegen leiden naar De Man. Ooit, vijfentwintig jaar geleden, was Hij een lappenpop, van twee meter groot. Nu staat Hij levensgroot op een toren van vier etages en torent Hij boven alles uit. Overdag kan je Hem zien staan: rotsvast, wachtend op wat komen gaat. 's Nachts feest Hij mee, met gekleurde led-verlichting die Zijn omtrek tonen. Wanneer je je ook maar een beetje verloren voelt in de wir war van straten, kampen en verlichte Art Cars, zoek je De Man en je wereld valt weer op zijn plek.



De hele week wenst iedereen je 'a great burn' toe. Wanneer je vertelt dat het je eerste burn wordt, gedraagt iedereen zich alsof je binnenkort ingewijd zult worden in een groot geheim. Alsof je ouders je net verteld hebben dat Sinterklaas niet bestaat en je dat geheim moet houden voor je jongere broertje. Op zaterdag, de dag van de burn, voel je de spanning toenemen. Wanneer het donker is voel en zie je hoe alles en iedereen zich langzaam maar zeker naar de playa begeeft. Alle energie lijkt maar één kant op te kunnen gaan.

We hadden het geluk om redelijk vooraan te zitten, op de grond in het stof, op de derde rij vanaf de lege cirkel die rondom De Man werd vrijgehouden. Achter ons verzamelden zich steeds meer mensen. Achter de tien zittende rijen vormden het dubbele aantal staande rijen een nieuwe cirkel. Daarachter kwamen de Art Cars, die ook allemaal gevuld waren met toeschouwers.

In de cirkel begon de vuurshow, met poi dansers, een vuurspuwende draak, vuurspuwers, en alles wat met vlammen te maken had. Daarna begon een vijftien minuten durend vuurwerk waar geen einde aan leek te komen. Iedere apotheose van niet te bevatten kleuren werd door een nog grotere, indrukwekkendere, versie overstemd.
Uiteindelijk vatte de toren vlam, al snel daarna De Man zelf. Gedurende de week had Hij met Zijn armen ferm langs Zijn lijf de stofstormen getrotseerd. Nu waren Zijn armen ten hemel geheven en leek Hij zich over te geven aan het stof en het vuur. Ik had medelijden met Hem. Tegelijkertijd laaide de spanning met de vlammen op, en wachtte iedereen op het moment dat de stellage met De Man in elkaar zou stortten. Dat gebeurde na zo'n dertig minuten. De ontlading die volgde leidde tot nóg heftigere feesten dan eerder in de week, nóg meer licht, en mensen die urenlang rondom het vuur bleven dansen.

Die avond en de dag erna is het festival zichzelf niet meer. Iedereen lijkt doelloos rond te fietsen, zoekend naar een richting, een doel. 's Nachts raakte ik herhaaldelijk verdwaald, omdat het baken weg was. Veel mensen verlieten na de burn al het terrein, anderen bleven net als wij voor de Temple Burn op zondag. Het voelde allemaal leger dan daarvoor. Hij was niet meer. Pas over 355 dagen zal Hij weer verschijnen.

dinsdag 19 oktober 2010

Dierenarts

Wachtkamers hebben hun eigen regels. Je bent er stil, je knikt naar de mensen die komen en gaan en je zoekt vooral geen contact. Dat is in ieder geval vaak zo bij huisartsen, tandartsen, apotheken, de eerste hulp en meer van zulks. Het zijn plekken waarbij je het liefst wil wegzakken in een diepe anonimiteit. Los van dat er totaal geen behoefte is om je eigen leed met anderen te delen, geldt dat vooral andersom: je hoeft niet te weten waar die vrouw zo aan zit te krabben, en je wil al helemaal niet weten welke pilletjes de man die voor jouw neus zijn longen zowat uithoestte, moet innemen.
Laatst had ik de bijzondere ervaring om uiteindelijk bij een huisarts te belanden die ik kende van feestjes. Ik vind het meestal al niet zo makkelijk om gênante, beschamende of misselijkmakende zaken met deskundigen te delen, deze keer moest dat ná het uitwisselen van beleefdheden met een vage bekende.

Aan deze licht intimiderende situatie moest ik denken toen ik gisteren in de wachtkamer van de dierenarts zat. Daar is bijna sprake van het tegenovergestelde: daar wíl je juist praten met elkaar. Waar bij de vorige situaties de gemeenschappelijke deler bestond uit persoonlijke en intieme zaken, is deze bij de dierenarts juist een van je liefdes (als het goed is): je huisdier. Je hoeft helemaal niet in te gaan op de precieze reden van het bezoek om een geanimeerd gesprek te kunnen voeren over het wel en wee van het huisdierenbestaan.
Zieke dieren hangen dan ook nog vaak extra zielig en bijna vertederend loom in bakjes of op armen, waardoor de zorgen voor het beestje en de onmogelijkheid om zo'n dier uit te leggen wat er aan de hand is, nog eens extra verbindt. Je bent als het ware al elkaars vrienden nog voordat je weet hoe het desbetreffende dier heet.

Dat is namelijk de volgende waarneming die ik deed: in een dierenartsenpraktijk ben je al je identiteit al kwijtgeraakt en besta je alleen nog maar als het baasje van. De volledige communicatie met het personeel gaat via de naam van je huisdier, en ook met andere baasjes communiceer je vooral via het dier. 'Nou, jij bent ook nog maar een heel klein hondje he' 'Ja, ze is pas negen weken.'

Niet handig, als dat baasje toevallig een erg aantrekkelijke man is, vooral als hij vertederd met zijn pup stoeit. Je gaat natuurlijk niet aan die pup vragen of haar baasje vrijgezel is en of hij dan misschien een keer met jou een biertje wil drinken of een wandeling wil maken. In dit geval was er sowieso al sprake van een totaal kansloze situatie aangezien ik naast mij in een mand mijn zieke kat had zitten. In iedere andere situatie kan je je nog als hondenliefhebber voordoen en hopen dat je genoeg tijd hebt om de man in kwestie te charmeren voordat je moet toegeven dat je zelf een kat hebt, maar je ook heel erg van honden houd. In dit geval stond dat feit naast me, en keek ze met een zielige en doordringende blik de aantrekkelijke man aan. Deze had niets in de gaten, hij had alleen maar oog voor zijn pup.

donderdag 14 oktober 2010

Hippie

Het is een van de weinige dingen waarbij geen tijd vermeld staat in het programma. Er stonden op vrijdag wel allerlei gerelateerde evenementen vermeld, van bodypainten, tot ontspannende massages, van wodka op het middaguur tot het uitzoeken van passende kostuums. Critical Tits hoort bij Burning Man.

Thuis had ik, in pogingen uit te leggen wat het festival nou precies inhield, ook steeds weer dit voorbeeld genoemd. Een fietstocht, geïnspireerd op de Critical Mass bijeenkomsten die al sinds de jaren zeventig over de gehele wereld plaatsvinden, maar dan op zijn Burning Mans. Natuurlijk zou ik meedoen, je gaat naar Burning Man of niet.

Eenmaal daar nam de noodzaak om mee te fietsen af. Als je de hele dag half of geheel naakt kan rondlopen, als je wil, waarom zou je het dan precies op dat ene moment doen? Gedurende de hele week zag ik overal blote borsten, en hier en daar naakte lijven, die al fietsend, of wachtend in de rij voor koffie, uiteindelijk niet echt opvielen. Toch wilde ik het niet aan me voorbij laten gaan. Ik zou eerst naar een bodypaint workshop gaan, en me dan voegen in de rij van fietsende vrouwen.

Door een licht oponthoud bij de Human Carcass Wash liep mijn tijdschema, voor zover ik dat probeerde te hanteren, een lichte vertraging op. Terwijl ik fris en schoon maar wel gekleed richting de Esplanada fietste, zag ik de stoet al aankomen. Shit. Te laat voor de bodypaint. Wat te doen? ik stond als toeschouwer langs de weg terwijl de stoet aan me voorbij trok. Was dit het? Was ik te laat? Borsten met bloemen, boompjes, vlinders en geometrische figuren erop geschilderd, kwamen voorbij. Vrolijke vrouwen, die joelden, zwaaiden, en met elkaar kletsten. Ik wilde niet toekijken! Dus liet ik mijn rugzak van mijn schouders zakken, trok mijn toch al minuscule bikinitopje uit, sjorde mijn rugzak weer op zijn plek, en stuurde richting de stoet.

Zonder bodypaint voelde ik me naakter dan naakt. Maar toen keek ik om me heen. Grote borsten, kleine borsten, hangtieten, geopereerde borsten, beschilderd, naakt, ze waren er allemaal. Langs de route, die ook deels door de stad ging, stonden andere vrouwen en mannen te kijken, te applaudisseren en brachten met zogenaamde 'mystifiers', waterflessen waarmee ze water sproeiden (een ander bekend fenomeen) verkoeling. Mannen riepen Thank you! en You go girls!

We draaiden de playa op en fietsten naar een plek ver weg van de stad. Daar stonden grote mannen die ons wezen waar we onze fietsen konden neerzetten en die borsten-kijkers op een afstand hielden. Daarna liepen we naar de haag van vrouwen die zich inmiddels gevormd had. aan het begin werd zachtjes gezongen, wanneer je er doorheen liep hoorde je overal stemmen. Ietsje verderop gaf iedereen high fives. Ik sloot me aan en verwelkomde de volgende vrouwen die in een eindeloze rij bleven komen.

Terwijl om ons heen de winden steeds meer opspeelden en er steeds meer stofstormpjes ontstonden, dansten wij op een speciaal daarvoor aangelegde dansvloer. Na afloop rookte ik met een vriendin uit New York, die ik daar letterlijk tegen het lijf liep, al liggend in een daartoe bestemd kunstwerk wat wiet. Dichter bij de jaren zestig zou ik niet komen.

zondag 10 oktober 2010

zaterdag 9 oktober 2010

Geven

Burning Man hanteert een aantal principes, die de leidraad voor het festival vormen. Zo is iedereen welkom, mag je geen sporen achterlaten, moet je zelfvoorzienend zijn, en is het festival gewijd aan het geven. "Burning Man is devoted to acts of gift giving. The value of a gift is unconditional. Gifting does not contemplate a return or an exchange for something of equal value." Daarnaast wordt van iedereen verwacht dat hij of zij deelneemt aan het festival, op wat voor manier dan ook.

In de voorbereiding leidden al deze principes tot een koortsige zoektocht naar mogelijke bijdragen, waarbij de verschillende opties ontelbaar en vooral vaak moeilijk te realiseren waren. Uiteindelijk liet ik, mede belemmerd door de afwezigheid van enig tijds- of plaatsbesef, totaal verstek gaan toen mijn mede Burners de uiteindelijke ludieke acties gingen uitvoeren. In de tussentijd had ik wel al een afspraak met mezelf gemaakt dat ik vooral veel zou deelnemen, aan wat dan ook. Dus schreef ik boodschappen in boeken, op veren en op koelkasten, probeerde ik me te laten leiden door de gongmeditatie, waste ik zo'n dertig verschillende mensen, belandde ik in een cinnamon-roll knuffel met tien anderen en deed ik een poging onze buurman te helpen met het bouwen van dansblokken bij zijn dome. Gelukkig kreeg ik op de laatste dag de mogelijkheid om als vrijwilliger in het café te werken, waardoor ik ook nog écht nuttig bijdroeg.

Natuurlijk genoot ik ook van de giften van anderen. Op feestjes kon je met je eigen beker (leave no trace) naar de bar lopen, een drankje bestellen, en zonder ook maar iets te geven weer gaan dansen. Ik kreeg fruit uit blik van vriendelijke Nederlanders, mocht van een geweldig uitzicht genieten in een privé kamp, reed met de mooiste Art Cars mee, maakte mijn eigen Burning Man hanger en laafde me aan alle prachtige kunst die overal te zien en te beleven was.

Belangrijker is echter dat ik het mee nam, het idee van geven, dat verder zou moeten gaan dan de playa van Black Rock City. Dat je overal kan toepassen, en waardoor de wereld hopelijk een klein beetje mooier wordt. Het is zo gemakkelijk om te geven. Je kunt, zonder dat het je een cent kost, complimenten geven, naar iemand lachen in de trein, iemand de weg wijzen, of iemand voor laten gaan die haast heeft, of nog simpeler: je niet opwinden als iemand je de weg afsnijdt, geduldig blijven als iemand irritant doet. Zonder dat je je hele salaris weggeeft aan anderen, of je huisraad op straat zet voor zwervers, kan je ook met kleine beetjes geven: stuur eens een echt kaartje met een postzegel, trakteer een wildvreemde op koffie, koop de daklozenkrant, gooi de spullen die je niet meer gebruikt niet weg, maar geef ze aan tweedehands winkels.

Laat ik voorop stellen dat ik niet de moraalridder wil uithangen. Iedereen doet natuurlijk al zeker de helft van al deze dingen. Steeds weer realiseer ik me echter dat ikzelf al te vaak op een of andere manier toch iets terug verlang: waardering, respect, dank, de tweede kop koffie, net zo'n leuke kaart in mijn brievenbus. Het echte geven, zo leerde ik op Burning Man, betekent niets verwachten, onvoorwaardelijk.

maandag 4 oktober 2010

Koos Moerenhout

Hij is zesendertig jaar en heeft vandaag zijn laatste race als prof wielrenner gereden. Koos Moerenhout.
Ik had, tot vanavond, nog nooit van hem gehoord.

Berichten als deze, die terloops tijdens een journaaluitzending worden medegedeeld, stemmen me treurig. Het is niet dat ik me interesseer voor de wielersport. Sterker nog, ik begrijp het denk ik niet zo goed. Ik snap niet waarom het leuk is te weten wie de gele of de bolletjes trui draagt en welke ploeg het hoogst in het klassement staat. Het gaat me dus niet om de sport. Het gaat me om Koos.

Koos, die al sinds zijn vierde fietst. eerst nog wankel, voortgeduwd door zijn vader op zijn fietsje met zijwieltjes, die later met vriendjes door de wijk ging racen en altijd won omdat hij de langste benen had. Koos, die sinds zijn twaalfde, toen hij eindelijk op een sport mocht van zijn ouders, voor wielrennen koos, maar nog net te klein was om mee te doen met de junioren races in het dorp. Die toen jaren trainde en vanuit school snel naar huis fietste op zijn gewone grijze straatfiets, om vervolgens zijn rode of blauwe racefiets uit het stalletje achter in de tuin te halen, waarna hij uren over verlaten landweggetjes reed.

Koos, die werd opgemerkt tijdens de lokale wielerwedstrijden, en een eigen coach kreeg. Die uiteindelijk werd gescout voor de nationale ploeg en daar, eerst als haas en later als renner, nu zo'n acht jaar in heeft gereden. Die na lang wikken en wegen, en nachtenlange gesprekken met zijn vrouw, die hem als sinds zijn vijftiende steunt, anderhalf jaar geleden heeft besloten te stoppen. Die zou nog trainen voor Australië, en daarna was het klaar.

Koos reed vandaag zijn laatste race. En als de aardige redactie van het journaal het niet noemenswaardig gevonden had, had ik nooit van zijn bestaan geweten. Iedere keer als ik zo'n bericht hoor, realiseer ik me dat er een heel leven achter deze mededeling zit. En dat er nog veel meer levens als deze zijn, waar ik geen weet van heb. Maar het zijn juist deze levens die zo interessant zijn. Zoals er dus nog zoveel meer zijn, die ik niet eens ken.

Het ontroert me, die toewijding. Het raakt. Ik hoop dat Koos een mooie nieuwe toekomst tegemoet gaat. En dat hij terug kijkt op een prachtig wielerverleden.

donderdag 30 september 2010

Stof

De eerste dagen was het heerlijk weer. Na de uitzonderlijke regenbui van de eerste dag scheen de zon lang niet zo hard als verwacht, en hoewel het 's nachts wel koud was, hadden we genoeg voorbereidingen getroffen om lekker te kunnen slapen. Grappend sloegen we elkaar op de schouder, al die mythische verhalen over de zware weersomstandigheden, de vermoeiende zandstormen, de uitputtende droogte; het waren de verhalen van zwakkelingen, die niet tegen een stootje konden. Waar hadden ze het over? Het was heerlijk weer, de zon scheen, zo nu en dan verkoelde een briesje wind onze warme lijven.

Totdat de wind kwam.

In eerste instantie begon het met kleine wervelstormpjes, die in de verte het stof lieten rond dansen over de vlakte. Een prachtig gezicht, dat ons blij maakte, omdat het in werkelijkheid nog mooier was dan op de foto's. Op de avond dat ik, naar belofte, in mijn mooie witte jurk, in een sneltrein tempo naar het einde van de playa fietste om op tijd bij de brand van Megatropolis te zijn, was het warm. Het vuur was prachtig, het publiek joelde. Nadat de houten constructie in elkaar was gestort en iedereen uitgekeken was op de smeulende hoop voor ons, maakten we aanstalten om vrienden te bezoeken aan de andere kant van de playa. De warmte van de dag had blijkbaar een of andere meteorologische uitwerking gehad, waardoor we al fietsend van het ene op het andere moment in een stofstorm belandden. Natuurlijk hadden we de wind wel gevoeld, maar dit was anders. Dit was ook geen klein stofstormpje meer, dat dansend over de playa ging, dit was een witte vage mist die met enorme snelheid om je oren suisde. We probeerden te fietsen, maar zonder zicht op voertuigen en licht voelden we ons totaal verdwaald. Lopend probeerden we ons te oriënteren op het geluid om ons heen. De vuurspuwers van Ein Hammer in de verte op links, de dreunende bas van Nexus op rechts. Toch? Wanneer de wind even geen stof verplaatste en we in de verte de stad weer konden zien, bleek steeds dat we weer teveel de verkeerde kant op waren gegaan.

Binnen de stad was er meer bescherming, maar ook daar wist het stof ons te vinden. We fietsten met dichtgeknepen ogen en naar adem happend tussen de vlagen door. De rust die even later over ons heen viel in hun camper voelde als een warme deken in een koude nacht. Onze ogen konden weer open, alhoewel onze grijze wimpers het zicht nog steeds licht belemmerden, en we konden weer gewoon adem halen, alhoewel dat voortdurend leidde tot heftige hoestbuien. We waren onherkenbaar grijs.

De volgende dagen bleef de wind regeren in de stad. Hij vermoeide en hij putte uit. De voortdurende waas van grijs stof in combinatie met het felle zonlicht creëerde het gevoel van een droom, waarin alles wat je zag bedrog was. In mijn eentje op de fiets over de playa voelde ik me herhaaldelijk opgesloten in mijn eigen kleine universum, dat bestond uit stof, licht en warmte, mijn adem en mijn hartslag. Eens in de zoveel tijd zweefde een vreemd uitziende auto langs, of ving ik flarden van een gesprek op dat blijkbaar in mijn buurt werd gevoerd. De wind en het stof waren zwaar, vermoeiend en uitputtend.
Eindelijk begrepen we de mythe.

dinsdag 28 september 2010

Human Carcass Wash

Dat ik me meer dan een week niet zou kunnen douchen vond ik geen probleem. Ik voorzag dat hulpmiddelen als babydoekjes, deo en de bekende 'zeep zonder water' de schade voldoende zouden kunnen beperken. Op mijn reizen in Afrika en Azië had ik ook al soortgelijke situaties meegemaakt, en ook daar had me steeds prima gered. Daarnaast was ik natuurlijk niet de enige die een nieuwe vorm van hygiëne moest uitvinden, de andere bezoekers kampten voor het overgrote deel met hetzelfde probleem. De gezamenlijke opbouw van viezigheid en geurtjes zou waarschijnlijk ongemerkt plaatsvinden.
Mijn haar baarde me meer zorgen. Dat heeft van nature nou niet de meest flexibele, dansende, altijd goed in model zittende eigenschappen en vraagt nogal wat aandacht. Na enkele dagen rondfietsen in warmte en stof, en nachten verborgen worden onder diverse hoofddeksels die varieerden van mutsen tot kapjes, plakte het dan als een prachtig vóór-de-behandeling-voorbeeld van een shampoo reclame op mijn hoofd. Tijd om een kamp te zoeken waar ik mijn haar zou kunnen wassen.

Aangezien de aanwezige kappers urenlange rijen voor hun tent hadden staan en ik het shampoo-kamp, dat toch echt op 8:30 en Edinburgh zou moeten zitten, niet kon vinden, besloot ik de Human Carcass Wash te proberen.
Bij aankomst stond al een rij van naakte mensen klaar om te beginnen. In de tijd die ik nodig had om me te ontdoen van mijn kleren, wat zeker in deze situatie redelijk snel ging, was de rij uitgegroeid tot een man of vijftig.

Terwijl ik luisterde naar de uitleg van de organisatie, niet wetende waar ik mijn handen moest laten, en wachtte tot het mijn beurt was, maakte ik grapjes met de mensen om me heen. Mensen die ik zo dadelijk moest gaan wassen. De kleine man naast me vertelde me dat hij ieder jaar minstens één keer de Carcass Wash deed, omdat het zo fijn was heel even schoon te zijn en voor de gezelligheid. Een Iers uitziende man naast me keek me aan, glimlachte en vroeg toen: 'Are you from Amsterdam?" Lichtelijk verward antwoordde ik ja. Hoe kon hij dat nou in godsnaam zien? 'Are you into film?' was zijn volgende vraag. Ik knikte weer. Nadat ik mijn spraakvermogen weer hervonden had en met hem de discussie aan kon gaan hoe en wat en waarom, concludeerden we uiteindelijk dat we acht jaar geleden op het IDFA geruime tijd met elkaar gesproken hadden. De precieze setting kon ik me niet meer herinneren. "I can help you wash your hair later,' bood hij aan, me weer terug brengend in het moment. Ik realiseerde me dat er een grote kans was dat ik deze aardige, doch onbekende bekende wellicht dadelijk zou moeten wassen, of dat hij mij zou wassen. We werden echter ingedeeld in verschillende waslijnen, zodat ik uiteindelijk moest samenwerken met de kleine man voor me, een goed behaarde vrouw van in de veertig en een dunne oudere man die vooral goed in het reinigen van de bilnaad bleek te zijn. Hem heb ik voor laten gaan toen we aan de beurt waren om gewassen te worden.

Na afloop liep ik door naar een kort rijtje mensen die elkaars haar aan het wassen waren. Ik mocht direct plaats nemen, en werd door vier handen grondig schoongemaakt. Heerlijk fris liep ik even later weg, genietend van de koelte en mijn natte haar. Twee uur later begon de ergste stofstorm van de week, waarna het dagen lang geregeld stormde en een onkambare kluwen stof en haar mijn hoofd langzaam overnam. Maar het was niet vet.

dinsdag 21 september 2010

Activiteiten kalender

Iedere ochtend schrok ik wakker. Du moment dat ik mijn ogen opende en me realiseerde dat ik in mijn tentje kampeerde op Burning Man, schoot een lichte paniekaanval door mijn lijf: het bewustzijn dat ik alweer zoveel uur gemist had. Burning Man is net als New York, een stad die vierentwintig uur per dag leeft, waar je ieder moment van de dag iets bijzonders kunt beleven. Iedere minuut die je slapend doorbrengt, betekent dat je dingen mist. Bijzondere dingen. Dingen die moeilijk na te vertellen zijn. Dezelfde paniek heb ik lang geleden afgezworen in mijn dagelijkse leven: daar waar ik ben is het goed. Maar de energie van het festival maakte dat ik me weer liet regeren door oude patronen.

Wanneer je je kamp uitliep, begon het avontuur. Bijvoorbeeld onderweg naar de wc, bij The Horse Cock Camp, onze buren, die je iedere ochtend een spanking met een enorm grote (vandaar de kanmpnaam) dildo aanboden. Mijn voornemen om op alles 'ja' te zeggen heb ik na een paar dagen laten varen. Aan het einde van onze straat stond een bar in de vorm van een piratenschip, waar je iedere avond gratis drankjes kon halen. Twee straten verder vond ik een telefooncel waar je met god kon praten (hij had niet zo heel veel te melden) en tussen drie en half vier kon je onderaan de Man zoenen met Jake, die op zoek was naar 'the best kisser in the USA'. Kritiek kon achteraf op aanvraag verkregen worden.

Bij binnenkomst kregen we een boekje met alle activiteiten van de week. Alleen al het doornemen daarvan kostte je ongeveer een halve dag. Sommige onderdelen waren ronduit onbereikbaar: voor de gratis knipbeurt door professionele kappers, tussen vier en zes uur, stond een rij tot aan het einde van de straat. Bij de gongmeditatie was ik laat genoeg om op een te zonnig plekje te liggen, waardoor ik haast een zonnesteek opliep voordat ik op welke manier dan ook een meditatieve staat van zijn had bereikt. Ik pikte nog een laatste restje gratis yoghurt ijs mee, toen ik toevallig langs fietste en de rij van drie kwartier was geslonken tot vijf minuten.

Het duizelde me de hele dag van alle mogelijkheden. Dagen na het verlaten van de playa was ik nog steeds niet uitgelezen in het boekje met activiteiten. Zoals me al eerder verteld was, is de gids vooral een bewijs van alles wat je gemist hebt. Maar door dat bewustzijn wil ik alleen maar nog liever weer terug volgend jaar. In de hoop me dan te kunnen neerleggen bij dat vreselijke feit.

maandag 20 september 2010

MOOP

Alles wat je kan verzinnen is er te vinden. Alles behalve één ding: afvalbakken. Burning Man hanteert namelijk een 'leave no trace' beleid: wat je zelf meeneemt, dien je ook zelf mee terug te nemen. Sterker nog: wanneer je op een bepaald moment iets van iemand krijgt, moet je dat vervolgens ook zelf mee terug nemen. Een wijze les die ik opdeed toen ik op een warme namiddag dankbaar een slok van een biertje nam, vervolgens de persoon die me het flesje had aangeboden niet meer kon terug vinden en de rest van de dag met een leeg bierflesje moest rondlopen omdat ik al die tijd te ver van ons kamp was om het even in een vuilniszak te gooien.

Een van de termen die bij dit beleid horen is MOOP: Matter Out Of Place. Wat is zoal MOOP? Alles. Letterlijk alles is MOOP. Wanneer het op de grond ligt en niemand het vast houdt, is het MOOP. En ja, ik hou van het woord MOOP. Nog beter is het werkwoord: MOOPEN. Of, op zijn Engels: MOOPING.
Dit leidde tot een week lang heerlijk vervormen: 'he! Je moopt!'. 'Jongens, niet moopen hoor!'. Shit, ik moopte net per ongeluk op de fiets.'
MOOP vergemakkelijkt de conversatie ook. Je hoeft geen beschrijving meer te geven van wat er op de grond ligt. In plaats van te zeggen: 'pas op, het plastic pieletje waarmee je etiketje aan je trui zat, ligt naast je stoel', zeg je nu alleen: 'pas op! MOOP!'. Iedereen begrijpt direct wat je bedoelt. Soms gingen we ontmoopen: ons kamp afvalvrij maken, met andere woorden: turend naar beneden, gebukt met je neus bijna op de grond, op zoek naar de kleinste flintertjes hout, etensresten, papier, of wat dan ook, alles wat geen onderdeel was van de natuurlijke omgeving.

Het bekende liedje Manha Mahna van de Muppet Show is een erg goed ontmoop liedje: Moopmoop Moopmoop...

zondag 29 augustus 2010

Voorbereiding

Meer dan tien jaar geleden las ik in een boek met reisverhalen over een festival in de woestijn, waar mensen in totale vrijheid hun gang gingen. Het leek een verzonnen verhaal, een utopie die niet in werkelijkheid bestond. Ik besloot dat ik het ooit zou meemaken. Jaren later zag ik foto's en hoorde ik verhalen, zag ik hoe die utopie er in werkelijkheid uit zag. Beelden van standbeelden die naar de hemel grepen, konijnen die gedurende een week verlicht raakten, rijdende voertuigen die alles konden voorstellen: kastelen, boten, pyramides. Mensen in de vreemdste outfits, omgeven door wervelstormpjes van zand, fietsend over een grote leegte met op de achtergrond altijd die man.
De verhalen waren intrigerend, spannend en doodeng. Het zou verschrikkelijk zwaar zijn, een week lang vechten tegen de elementen. En het zou ongelofelijk geweldig zijn, een week lang al je zintuigen laten prikkelen op manieren die je in het gewone leven niet tegen zou komen. Onvergelijkbaar met welke ervaring dan ook.

De wens om deel uit te maken van die vreemde gemeenschap werd steeds groter, totdat er uiteindelijk een moment was waarop ik besloot nooit meer iets te willen uitstellen, dus ook dit niet. Het kopen van een online kaartje was het makkelijkst. Daarna volgde de stress. Langzaam maar zeker bleek dat de voorbereidingen die getroffen moesten worden groter waren dan je zou kunnen vermoeden. In survival guides werd gesproken in termen van grey water, leave no trace, gift economy, no MOOP. Dit ging ik niet alleen doen. Dus zocht en vond ik mensen die hetzelfde avontuur wilden aangaan, en bezocht ik avondjes waarop we zouden brainstormen, maar die vooral gezellig en inspirerend waren. We struinden markten af op zoek naar geschikte outfits, bouwden een imponerend forum op met teveel informatie, vragen en oplossingen, en maakten elkaar en onszelf steeds zenuwachtiger.

In vier dagen tijd druppelde iedereen binnen in een hostel in San Fransisco, gingen we op zoek naar assecoires en nog meer outfits en maakten we boodschappenlijstjes. De dagen leken steeds meer te vertragen, toen het aanvangsuur naderde. Hoe meer we wisten, hoe minder we ons een voorstelling konden maken van wat ons te wachten stond. Steeds weer moest ik denken aan die prachtige uitspraak: het gaat niet om het doel, maar om de weg er naar toe. Het doel zal de weg hoe dan ook overtreffen, maar het was nog nooit zo leuk om voorbereidingen te treffen.

vrijdag 27 augustus 2010

Onderweg

Er is altijd een moment van stress. Vaak nog voordat de voordeur in het slot valt. Alle bagage ligt verspreid door het huis, gesorteerd in stapels die ooit logisch leken, maar dat al lang niet meer zijn. De kat blijkt telkens weer te zijn gaan liggen op de volgende stapel die ingepakt moet worden en mauwt verontwaardigd als ze aan de kant geschoven wordt. Langzaam verdwijnt de chaos in tassen. Dan blijkt: het huis is er nog niet aan toe. Het moet nog worden schoongemaakt, aangeraakt, voor het laatst gezien worden, voordat de deur in het slot valt.

De dag die zesendertig uur zal duren begint al voordat er geslapen is. Een paar onrustige uren later - want stel je voor dat na al die tijd de wekker juist vandaag dienst weigert - begint de reis. Een vroege, koude ochtend op het station, met mensen die met de slaap nog in hun ogen op weg zijn naar hun werk. Langzaam krijgt de vrijheid ruimte in je hoofd. Jij hoort niet bij hen, jij bent onderweg.

Dan volgen uren van zitten en wachten. Wachten tot je het vliegtuig in mag, wachten tot het vliegtuig landt, wachten tot de volgende gate opent en weer wachten. Je benen strekken door het smalle gangpad, hangen in terminals waar huilende kinderen je beginnende hoofdpijn verergeren. Koffie helpt op een bepaald moment niet meer. Slapen lukt alleen in pijnlijke houdingen. Bij aankomst voelt het alsof je nog steeds vliegt. Voor het eerst sinds uren adem je frisse lucht in. De stad die voor je ligt is nieuw en vreemd en de vermoeidheid veroorzaakt een licht angst voor het onbekende. Maar je weet: je moet slapen, en de dag aflsuiten. Wanneer je lijf eindelijk ligt, voel je pas hoe moe je echt bent. Je gedachten razen nog een tijdje door, denkend aan de wereld die je achter je liet en aan wat je te wachten staat, totdat je eindelijk in een comateuze slaap valt.

maandag 23 augustus 2010

Hors Classe

Meer dan een jaar geleden schreef ik over Monica en Ablo, en hun leven dat zich deels in Mali en deels in Nederland afspeelde. Ablo is vorige zomer overleden, maar Monica blijft Mali met heel haar hart steunen. Zo heeft ze een nieuwe stichting opgericht: Hors Classe, waarmee ze een lokale school en jonge studenten helpt.
Om een beeld te krijgen van de omgeving waar het zich allemaal afspeelt staat nu een filmpje op youtube waarin te zien is hoe de kinderen van de school door middel van theater ernstige onderwerpen bespreekbaar maken.

Het liet me denken aan de dag dat ik met vriendiin S. in Jigo, het dorp van Ablo, met wat kinderen ' iets met theater' zou gaan doen. We hadden een paar kinderen gevraagd iedereen die wilde mee te nemen. Terwijl we afwachtten realiseerde ik me in lichte paniek dat fysiek theater misschien een beetje moeilijk zou zijn met kinderen die op hun tiende nog twee dimensionaal tekenden (ze tekenden bijvoorbeeld een konijn met vier pootjes achter elkaar, in plaats van de twee achterste pootjes half te tekenen, zoals kinderen hier dat doen.) Ook alle theatersport oefeningen die ik kende zou ik niet echt kunnen gebruiken: ik sprak geen Bambara, zij slechts een beetje Frans.
In deze toestand van lichte paniek hoorden we opeens een enorm lawaai; zo'n zestig kinderen kwamen het zandpaadje afgelopen op weg naar onze cour. Uiteindelijk bleek dat we ons voor niets zorgen hadden gemaakt. De kinderen wilden voor en met ons liedjes zingen, twee jongetjes gingen rappen en wij leerden ze het ouderwetse 'Anne Maria Koekoek', dat in een verbasterd Bambara werd uitgesproken. Ook werden toneelstukjes opgevoerd, net als in onderstaand filmpje. Niet alleen inspirerend, maar ook hoopgevend.

vrijdag 20 augustus 2010

Onvoorzichtig

De afgelopen jaren heb ik de Parade een beetje gemeden. Teveel rosé, teveel mooie jurkjes, teveel draaimolen. Soms ging ik er doelbewust naar toe: kaartje kopen bij de entree, door naar de rij van de kassa, nog vijf minuten om de juiste tent te zoeken, genieten van de vooraf geplande voorstelling en dan zo snel mogelijk weer weg. Het gaat tenslotte om het theater.
Dit jaar wilde ik weer eens als vanouds genieten van de Parade-ervaring. Bij de ingang, wachtend op mijn afspraak, al ongegeneerd mensen kijken, dan na binnenkomst in de rij bij de kassa vooral om je heen kijken omdat alle artiesten parade maken en hun voorstellingen zo ludiek mogelijk proberen aan te prijzen. Veel te dure, maar lekkere, Surinaamse roti eten aan een klein tafeltje in de avondzon, het gesprek alleen onderbrekend om bij de fonteinbar bier te halen. En je plotseling moeten haasten omdat de eerste voorstelling bijna begint. In ons geval Freaks van East 74, een gezelschap dat in New York is ontstaan. Een prettige voorstelling, gebaseerd op de gelijknamige film van Tod Browning, die me vooral liet denken aan de keer dat ik op een echte freakshow was.

Wachtend op de tweede voorstelling weer terug naar het bier bij de bar. En dan de voorstelling waar ik andere jaren voor naar binnen en buiten was gerend: Ik beloof je dat ik onvoorzichtig zal zijn van Orkater. Een voorstelling over een ongeluk, over loslaten, over pijn. Met muzikanten die spelen en acteurs die zingen. Met instrumenten die voor de klap al over het podium verspreid raken, en die langzaam maar zeker weer bij elkaar worden geraapt, zoals dat na een ongeluk gedaan wordt. Alleen zorgen ze er in dit geval voor dat er in ieder geval muziek kan worden gemaakt. Terwijl de tegenliggers langzaam op je afkomen wachten de passagiers rustig af. 'Misschien kunnen we nog naar links sturen?', vraagt de een. 'Tja, daar is de berm,' antwoordt de ander. 'Ach, het gaat toch te snel,' verzucht de een weer. Om dan in duisternis te verdwijnen.

Dat er na afloop talloze biertjes en witte wijn gedronken moeten worden is inherent aan een avond op de Parade. De kater de dag erna ook.

donderdag 19 augustus 2010

Quarterlife

Wat hebben we het zwaar met zijn allen. Dertigers, en twintigers, die allemaal moeten opboksen tegen de verwachtingen die zijzelf en de wereld om hen heen hebben gecreëerd. Sarah Domogala portretteerde in de documentaire Alles wat we wilden vier ambitieuze mensen, die stuk voor stuk uiteindelijk concluderen dat de doelen die ze zichzelf gesteld hebben leiden tot twijfel en angsten, waaruit blijkt dat "hoe groter de illusie van uiterlijk succes, hoe wranger de eenzame uren thuis blijken".

Ten eerste: de film is prachtig. Mooie beelden, mooie montages, snelle cuts waarin een paar seconden in beeld een persoon heel kenmerkend wordt geportretteerd. Geluidsfragmenten worden later op de achtergrond weer herhaald, muziekjes lopen door elkaar heen. Domogala weet de sfeer van stress en oneindige impulsen op een bijzondere visuele manier weer te geven. De film voelt als een collage van beeld en geluid, een schilderij van deze tijd, gemaakt met de middelen van deze tijd.

Ten tweede: tja. Wat moet ik hier nou van zeggen? Dat het me verbaast dat mensen van mijn generatie zoveel willen en denken zoveel te kunnen dat het ze lamslaat? Dat ik het onbegrijpelijk vind dat Emiel van 29 paniekaanvallen heeft en dat Mirelle van 27 gefrustreerd is omdat ze haar creatieve talent wil ontwikkelen? Nee. Dat verbaast me niets. Wat me verbaast is dat dit blijkbaar anderen wel verbaast. Wie zijn die anderen dan? De oudere generatie, die de oorlog nog heeft meegemaakt, en die nu dagelijks verzucht dat wij zo'n geluk hebben terwijl het eigenlijk vroeger allemaal beter was?

Het zegt natuurlijk vooral iets over mijn wereld, mijn vrienden en vooral mezelf, dat ik in deze film alleen maar herken wat ik om me heen zie. Laat ik het dicht bij huis houden: paniekaanvallen zijn me niet vreemd, sinds het begin van mijn studie bezoek ik eens in de zoveel jaar een psycholoog of coach, en ik wil al jaren meer creatief bezig zijn. Om mij heen zie ik niets anders. Soms ligt de nadruk meer op de paniekaanvallen, soms meer op de frustratie zoveel te willen maar niet te kunnen kiezen. Wat ik me echter afvraag is of het tegenwoordig echt zo anders is dan 'vroeger'? Misschien is het een andere invulling van dezelfde termen? Eline Vere, uit het gelijknamige boek van Louis Couperus, had last van dezelfde symptomen. Haar verhaal speelt meer dan honderd jaar geleden, maar uiteindelijk komt zij ook in een quarterlife crisis terecht, zij het met een verdrietige afloop.

Ik geloof niet dat de uitspraken in Alles wat we wilden zo shockerend of nieuw zijn. Zelfs de filmstijl zal niet vernieuwend zijn. Toch is hij wel de moeite waard. Voor iedereen die nog twijfelt en denkt dat hij gek is. Voor mensen die de quarterlife crisis niet begrijpen. En voor alle anderen, omdat de beelden zo mooi zijn.
Er wordt overigens geen oplossing voor de problemen gegeven. Alhoewel ik het sterke vermoeden heb dat het gewoon een kwestie van afwachten is: je groeit er vanzelf uit.

Klik hier voor de documentaire.

dinsdag 10 augustus 2010

Lipdub

Benodigdheden: 1 camera, 1 liedje, 1 geschikte locatie en zoveel mogelijk mensen. Voorbereiding: indien professioneel: minimaal twee weken tijd, een dik draaiboek, een ingehuurd productieteam, meerdere locatiemanagers; indien niet professioneel: 1 enthousiaste zomercursus organisator, 1 choreografe die geen idee heeft wat een lipdub precies is, geen draaiboek en geen idee. Mix bovenstaande ingrediënten met de organisator en de choreografe, en laat de creativiteit haar werk doen.

Op 22 juni 2008 werd de eerste University Lipdub opgenomen in Duitsland. De term werd volgens Wikipedia twee jaar eerder door Jakob Lodwick, de oprichter van Vimeo, in 2006 bedacht. Sindsdien is het aantal youtube lipdub filmpjes explosief toegenomen. Niet alleen universiteiten lipdubben, maar ook kantoren, banken en keukengiganten, en laten we de eenzame nerds die in nachtelijke verveelbuien zichzelf en/of hun vrienden opnemen niet vergeten. Verwar de lipdub niet met de flashmob, ook een redelijk nieuw vercshijnsel waarbij een grote groep mensen onverwacht op openbare plekken zich verenigt in een synchroondans (wat na de dood van Michael Jackson veel gedaan werd).

Lipdubben is cool. Laat ik dat even voorop stellen. En het is moeilijk. Althans, moeilijker dan je zou denken.
De afgelopen zes weken heb ik met alle enthousiasme dat ik in me had, gepoogd de deelnemers van de CREA zomercursussen over te halen om mee te doen met mijn Grote Zomer Project: iedere week een nieuwe lipdub. In de eerste week zaten er zeven mensen, die uiteindelijk gelukkig net zo enthousiast als wij waren en in twee uur tijd een choreografie verzonnen en kostuums aantrokken. Een paar weken later zaten er twintig, die allemaal blij meezongen met de Spice Girls.

Ik houd natuurlijk van al mijn zomercursisten. Maar van de lipdubbers houd ik stiekem het meest. Om hun inzet, hun blijdschap, hun harde werk en omdat ze mij blijkbaar niet alleen willen laten staan met mijn gekke ideeën. Nog één keer te gaan. Ik hoop dat deze keer iedereen komt!


week 1 & 2


week 3


week 4


week 5

woensdag 4 augustus 2010

Aanspraak

Op een warme zomeravond fiets ik door de stad. Fijn gewerkt, heerlijk gegeten bij vrienden, wijn gedronken, bijgepraat, en nu dan op de fiets naar huis. De warme zomerwind strijkt zacht langs de haartjes op mijn armen. het leven lijkt goed. Totdat ik op een ietwat druk punt mijn vaartje moet minderen in verband met andere weggebruikers en een grote man van dat moment gebruik maakt om me aan te spreken. Aangezien ik in principe iedereen het voordeel van de twijfel wil geven, en niet bij iedere licht onverzorgde man wil denken dat hij vast om geld zal vragen, stop ik om naar hem te luisteren. Misschien is het een verdwaalde toerist. Hij begint aan een licht onsamenhangend verhaal over dat hij morgen uit het land zal worden gezet omdat hij geen verblijfsvergunning heeft gekregen, en dat hij nu terug moet naar Soedan, en dat zijn dochters in de Ardennen wonen en hij hen nou nooit meer zal kunnen zien. Hij mompelt de woorden advocaat, rechtbank, betalen.
Ik val hem in de rede en vertel hem naar waarheid dat ik geen kleingeld op zak heb. Even valt hij stil. Dan vraagt hij me of ik dan niet ergens kan pinnen. Ik voel me erin geluisd en lieg nu ronduit dat ik mijn portemonnee thuis heb laten liggen. Ik hoop dat hij niet verder vraagt. Om toch een soort troost te bieden zeg ik hem dat ik het allemaal heel erg voor hem vind, en dat ik hem heel veel sterkte toewens, maar dat ik niet zo goed weet hoe ik hem zou kunnen helpen. De man draait zich al van me weg, terwijl hij hardop tegen mij en verder niemand in het bijzonder zucht dat hij geen energie meer heeft. Hij herhaalt: geen energie meer.

Ons gesprek duurde nog geen drie minuten. In de tussentijd liepen mensen langs die niet hoorden wat de man vertelde. Zij lopen nog genietend van deze heerlijke avond door de stad, op weg naar huis of naar een biertje op een terras. De man vervolgt zijn weg. Ik stap weer op mijn fiets, maar zie nu alleen nog maar beelden voor me van Soedanese vluchtelingen, mensen met honger, afgesneden ledematen, uitgemoorde dorpen, en alle andere rampspoed waar ik wel van weet, maar waar ik niets mee kan. Even twijfel ik, zal ik omdraaien en alsnog voor hem gaan pinnen? Maar hoeveel dan? Ik denk aan een paar jaar geleden, toen ik in alle goedgelovigheid, maar me pijnlijk bewust van mijn nare onderbuikgevoel dat zei dat dit totaal niet klopte, geld pinde voor iemand. Dan besluit ik dat ik toen al mijn steentje heb bijgedragen.

Toch is de avond daarna een stuk minder mooi.

woensdag 28 juli 2010

Fox

Ik ben al geruime tijd gefascineerd door Fox, het Amerikaanse televisie netwerk, dat op zijn minst zwaar conservatief en kortzichtig genoemd kan worden. Fox maakt programma's als American Idol, American Most Wanted, Hells Ktchen en Kitchen Nightmares, die vervolgens door SBS 6 worden aangekocht, of gekopieerd. Maar ook shows als 24 en House, die blijkbaar wel interessant zijn, komen uit de creatieve kamers van de Fox redacties. De enige show uit het lijstje die ikzelf ken is Glee, een prettige, high school musical-achtige liedjes serie, waarbij nerderige pubers dankzij hun zangklasje hun zelfvertrouwen proberen te vinden.

Veel interessanter zijn echter de Fox nieuwsuitzendingen. Daarvan zie ik eerlijk gezegd alleen de fragmenten die de makers van de linkse, progressieve Daily Show (Comedy Central) laten zien om hun verhalen kracht bij te zetten. Dus ja, ik ben me ervan bewust dat ik niet geheel objectief hun berichtgeving tot me neem. Maar dat wat ik te zien krijg, vind ik verbazingwekkend. Humoristisch ook. Maar vooral een beetje eng. Met name omdat blijkbaar een groot deel van de inwoners van de Verenigde Staten van Amerika deze zender als hun voornaamste nieuwsbron kiezen. Waarschijnlijk is het vergelijkbaar met de uitzendingen van Hart van Nederland en Shownieuws, van de familiezender van Nederland, die ook voor veel mensen bepalend zijn voor hun kijk op de wereld.

Ik kan me niet zo goed voorstellen dat je mensen als Glenn Beck, Bill O'Reilly of Sean Hannity serieus kunt nemen. Maar ja, dat kan ik bij Geert Wilders ook niet. Ik realiseer me dat er vast ook mensen zijn die dat van John Stewart vinden. Maar die vind ik dan toevallig weer heel goed.

The Daily Show With Jon StewartMon - Thurs 11p / 10c
Wish You Weren't Here
www.thedailyshow.com
Daily Show Full EpisodesPolitical HumorTea Party